
Ik trok een denkbeeldige cirkel rond De Kleine Komedie.
Het moest op een loopbare afstand worden, dat hotel.
Vroeger wilde ik in Amsterdam wonen natuurlijk. Toen ik een jaar of zestien was en metro’s en trams hoorden daar bij.
Tegenwoordig heb ik het niet meer zo op het openbaar vervoer.
Komen ze wel, komen ze niet, wanneer komen ze ~allez, die handige tijdschemaatjes willen nog wel eens ontbreken bij een halte~ en een metro voelt vandaag de dag ook niet prettig.
Ik kwam terecht bij Hotel Allure want waar vind je ze nog, nieuwe 3sterren hotelletjes veur weinig.
Onderweg van de Sarphatistraat naar de Amstel hadden we honger. Of trek, daar wil ik vanaf wezen.
De eerste de beste snackbar wees ik af, zo hoog was de nood nou ook weer niet en aan het eind van het voetreisje met de Krappe Komedie in het zicht was er een klein zijstraatje.
Hierin een café-achtige met menukaart naast de deur.
Dat was ém!
Het bleek een ieniemini-eetgelegenheid.
Het leek nog wat omdat er een grote spiegel in hing.
Aan één van de vier stoelen bij een leegstaand tafeltje in de hoek hing een jas.
Heul kekke jas op één stoel.
Die kon blijven hangen.
Terwijl we plaatsnamen bekeek ik de eigenaar van de jas. Die eigenaar zag er ongevaarlijk uit.
Onwillekeurig keek ik naar de man tegenover hem.
‘Nou ja zeg’, zei ik.
‘Hey’ zei Paul de Munnik.
‘Hallo’ zei de man tegenover hem.
Dat was dan ook al weer Kees Prins.
En toen gingen we heel lekker eten en wijn drinken.
Ik kan u melden: dat valt niet mee aan een tafeltje naast twee min-of-meer acteurs.
Kurristus te paard & Mozes op een ezel, wat articuleren zulke mannen dwars door de wereld heen. Hoe moeilijk is het om daar je eigen restaurantconversatie doorheen te voeren.
De mannen verdwenen met hun jas.
Terwijl ze pas heel laat hoefden 'Op Weg Naar Huis'.
In onze voorstelling.
De laatste van JP den Tex & Yvonne Ebbers.
Ik zag pretogen na afloop tijdens de signeersessie in de cd-stand.
‘De tekenleraar!’ zeiden de pretogen.
‘Jajaja’ zei de tekenleraar.
Hij kreeg een ‘True Art Is Lonely’-tshirt.
Cirkels zijn er om rondgemaakt te worden.
Als het niet uitmaakt waar naar toe, dan barst het binnen een straal van vijfhonderd kilometer van dat soort plekjes en plaatsen.
Voor je het weet, weet je na een week nog niet zeker waarheen en waarvoor.
Onze keuze verliep voorspoedig, zo ook de keuze voor een verblijfplaats.
Het maakte dan wel niet uit maar we konden zelf wel bedenken dat we niet de enige ‘even weg’-gertjes waren en om nou aan de andere kant van het land uiteindelijk bij het leger des heils te moeten eindigen vonden we te sneu.
Ik wist zelfs nog een restaurant te bedenken waar voedsel en wijn nogal leuk op elkaar afgestemd waren. Heel goed. Uitzonderlijk goed.
Dat was voor avond één.
Bed was gevonden en om te voorkomen dat we daar de plaatselijke frituur aan vast zouden moeten knopen waagde ik een telefoontje.
‘Goedenavond!’ zei de stem aan de andere kant van de lijn.
‘Tsjonge’, zei ik, verheugd over de andere tijdzone, ‘bij ons is het pas middag!’.
‘Oh ja’ zei de stem aan de andere kant en we maakten een reservering voor die avond.
Die avond gingen we op reis naar Sagittarius.
Onderweg converseerden we met allerlei autochtonen en reizigers waarvan één stel ook in ‘onze’ straat ging eten. Bij Florian en ze wezen in een kleurige folder hun restaurant aan.
Ons restaurant stond er niet in. Helaas.
We wensten elkaar een eet smakelijk en aangename voortzetting en gingen ieders ons weegs.
Als een stel volbloedtoeristen liepen we door de straat waar we moesten zijn.
We zagen elk geveltje. We zagen elk geveltje een keer of drie want nergens stond ‘Sagittarius’ op.
Bij ‘Florian’ kwamen onze nieuwe vrienden naar buiten. Er was geen plek en we wandelden wederom een stukje samen door de lange Bredestraat.
Toen onze reserveringstijd met ongeveer een half uur was verlopen en geen enkele autochtoon wist over welk restaurant we het hadden begon ik stiekem te hopen dat ‘ze van dat restaurant’ zouden bellen voor het ontrafelen van het mysterie.
Je laat niet voor niets je telefoonnummer achter bij zo een reservering.
En al wat ging, niet mijn telefoon.
We kozen een ander restaurant en riepen daar de naam ‘Sagittarius’.
‘Allez’ grinnikte de ober. ‘Dat bestaat niet meer, het heet nu…’
‘Goeie genade’, zoiets zei ik, ‘maar waar en met wie heb ik dan gereserveerd?’
Er volgde telefoonverkeer met de keuken en na rijp beraad was men er uit: ‘ons’ restaurant heet nu ‘Florian’.
‘Dan hoop ik maar dat die ook het telefoonnummer hebben overgenomen’.
Even later betraden we ietsje bedremmeld restaurant Florian.
‘Zou het eventueel bij benadering ongeveer zo kunnen zijn dat wij hier wilden eten, een uur geleden?’
En jawel. Onze plaatsen waren bewaard.
‘We bellen pas na een uur waar mensen blijven’ zei de oberachtige relaxed. Hij wist ook te vertellen dat zij daar al vijf jaar onder de naam 'Florian' opereren. Het was al een jaar of vier niet meer voorgekomen dat iemand de voorganger miste.
Dus waren wij op slag relaxed en aten en dronken we zoals dat bedoeld kan zijn.
[Mocht u ooit in de buurt zijn, hier moet u wezen.’Het goed bewaarde geheim’. ]
[Tipje van de sluier: wél even bellen van tevoren!]
‘Dat moet je wel eerst even opwarmen!’, zei de man achter de balie.
Waarschijnlijk keek ik heel dom.
Zondagavond, tankstation, op vrijdag te laat voor een uitgebreide supermarkt.
Dan zit een mens ineens zonder melk [koffie!] en kattenvoer.
Hij wees naar de blikjes whiskas.
‘Opwarmen ja, is dat zo raar?’
En ik zag heus wel dat hij zich stond te verkneukelen om zijn veroorzaakte verwarring.
‘Oh’, zei ik, ‘Ik smeer dat altijd koud op een toastje’…
Nou ja & goed. Te zien aan de man achter de balie was dit meteen de grap van het jaar.
Het is 2011.
Gelukkig nieuw jaar!