Vakantie is een leuk fenomeen.
Vanuit het leven van ‘moeten’ en dat het liefst ‘snel en op tijd een beetje’ is het gemakkelijk je rijk te rekenen in wat je allemaal kunt doen. De kunst is het loslaten.
Zo denk ik nu, na 2 weken.
Ik heb me overgegeven aan de lome leegte van het niet moeten.
Kamperen helpt. Buiten leven helpt heel erg.
Beetje naar de lucht kijken, eventueel regenbuitje voorzien en vervolgens van uur naar uur leven.
Vuurtje stoken, beetje eten, beetje drinken.
Koelkast doet het weer. De meneer zou tussen acht en één langskomen.
Hij was er om tien voor acht en werd omcirkeld door nieuwsgierig huisvee.
‘Ik hou van honden en katten’, zei hij. ‘Maar als ze me in de weg lopen dan kunnen ze een rotschop krijgen, dan leren ze het best ’.
‘Pardon?’ zei ik dreigend.
Het was dat koelkast een nieuwe compressor nodig had en dat behoedde mij voor het uitdelen van een rotschop. Man kreeg geen koffie.
De man zat al snel te monteren en links en rechts wat achter oren te krabben.
Ik kan namelijk ook heel dreigend kijken.
Vervolgens heb ik een koe opgehangen in de tuin. Ze lag bij M. op zolder.
Ik ben zeer tevreden over haar aanwezigheid.
Als ik des ochtends met een kopje koffie tegenover koe zit, kan ik er zomaar een uur over nadenken hoe ik koe beter kan bevestigen. En dat koe wel een sopje kan gebruiken.
Of dat ik zelf een koe ben.
Ik zei het al eerder: als ik niet meer denk ben ik dood.
Morgen ga ik een koe aaien.
Of een draakje slachten.
Mijn mailbox zegt dat ik nogal gelezen wordt. Ik vergeet dat wel eens, alhoewel de laatste tijd even wat minder.
Het is lief dat u mij niet verder in verlegenheid brengt.
Het gaat goed met me, dank u wel.
Als het aankomt op logisch denken dan kan ik dat wel.
Praktisch denken ook wel.
Wat geregeld moet worden, moet geregeld worden. Vaak is er een kortste weg van A naar B,
vaak is er een snelste route en soms is een bescheiden omweg beter.
Wat dat betreft is het leven net een routeplanner en het brandstofverbruik moet je niet altijd aanklikken want dat doet niet ter zake. Tenminste, je moet wel eens wat vaker tanken en de vis wordt soms duur betaald.
Dat is dan niet anders.
‘Leun achterover en rook een dikke sigaar’, placht iemand mijn ongeduldige geest te bezweren.
Want omwegen vind ik niet zo erg, behalve als ze me alleen maar onlogisch en onpraktisch overkomen.
'Ik ben stapel op je. Zonder Huub' zei hij.
'Ook niet leuk voor Huub', grinnikte ik schaapachtig terug.
'Stapelgek' zei hij, ‘ben bang dat je weg bent als ik terugkom’.
Ik wist niet zo één, twee, drie of dat nou wel of niet zo zou zijn.
Zo was het dan ook nog een keer.
Soms lijkt de toekomst zo ver weg dat er onderweg een wereld aan tijd is om afweergeschut op te stellen
en in de val van zelfbescherming terecht te komen.
Ook dat is eigenlijk zeer voorspelbaar.
Toen ik dat wist leek me de weg van het sigaarroken eigenlijk de meest praktische. Ook in mij schuilt een Ma Flodder.
Onomkeerbaar, onweerstaanbaar en ongelofelijk maar waar.
‘Ik zal er zijn’, zei ik op het moment dat ik wist dat ik het meende. Hoe onlogisch ook, dat was logisch.
Lekker logisch.
Mijn vader ruikt niet zo goed. Dat zegt hij zelf tenminste.
Ik ben er inmiddels achter dat mijn vader helemaal niets ruikt.
Wij waren even weg, een paar dagen pas, maar ook van plan weer te vertrekken.
Mijn vader had zich opgeworpen als housekeeper en dat was fijn, met het oog op de veestapel.
Op het moment dat we het huis betraden werden we overvallen door een lijk.
Katten en hond draaiden vrolijk om ons heen, die hebben een scherpe neus maar waren óf al gewend óf het interesseerde ze niet zoveel. Dieren zijn vrij makkelijk.
Een mens die blind wordt weet meteen dat hij of zij nooit meer een voetbalfinale zal zien, laat staan kan autorijden en dat een mooi ander mens zal moeten worden bekeken met de vingertoppen.
Een dier is niet zo ingewikkeld, die past zich aan aan de nieuwe handicap en leeft nog lang en gelukkig.
Zo zal dat ook gaan met de geur van een lijk.
Het is zo, het blijft zo en ze worden er niet chagrijnig van.
Behalve Burak, maar dat lijkt zo want die kijkt altijd chagrijnig.
De diepvries was gaan ontdooien.
Dat gebeurt nou eenmaal altijd als je een paar dagen weg bent en hoe fijn is het niet een paar dagen weg te zijn als het warm is?
De diepvries zit vol met ijsjes, brood, vissen, gamba’s en ander dood dier.
Bij elkaar is dat in diepgevroren omstandigheden heel goed te overzien.
Nu zwom en dreef alles rond alsof de Middellandse zee niet bestaat.
En zo wachtte ineens een niet voorziene klus.
Mijn zonnige luim werd er niet beter op maar straalt inmiddels weer hoog aan de hemel.
In de voortuin staat nu een volgestampte grijze container waar vliegen omheen cirkelen.
Aan de ogen van mijn vader mankeert niets, hij zal dat zeker opmerken.
Dinsdag over een week is het grijze-container-dag.
Het wachten is op sensationele real-life tvprogramma’s die deze achterbuurt komen doorlichten. Op zoek naar het lijk!
Mijn vader, nooit om een praatje verlegen of te verlegen voor een praatje zal de honneurs vast met plezier waarnemen.
Ik duik weer onder.
Au revoir!
Ik raak mezelf niet zo snel kwijt.
Afgelopen weekend wel.
Afgelopen weekend was ik hopeloos verloren.
En als ik hopeloos verloren ben, nou berg je dan maar, dan raak ik van alles kwijt. En huilen! Huilen!
Niemand die dat mee wil maken, lijkt me, maar gelukkig had ik allerlei gezelschap met gevoel voor drama. Dat scheelt dan een stuk.
Relativeren.
De één vond muziek terug, de ander een contactlens, ja: eigenlijk was het enige dat op zondagmiddag om twaalf uur nog echt kwijt was mijn telefoon.
Dat gebeurt wel vaker natuurlijk, laat ik daar niet geheimzinnig over doen.
Ik doe niet graag geheimzinnig.
Het is zoals het is.
Maar ik was wel mijn telefoon kwijt dus ik moest de route van zaterdagavond en nacht herhalen.
Om zes uur des avonds had ik beet:
toen had de taxicentrale een dienstdoende chauffeur bij de taxichauffeuse van de nacht ervoor langs gestuurd en de betreffende wagen aan een diepgaand onderzoek onderworpen.
‘We hebben een telefoon gevonden. Staat er een foto op van twee kinderen?’
Nou ja zeg. Alsof er tientallen telefoons onder matjes achterin taxi’s liggen.
‘Eh… kinderen?’ zei ik onnozel.
‘Ja, kinderen op schommels’, zei de tax-jockey hulpvaardig.
‘Oh wacht even’ schrok ik toen.
Naast Kantoor is een speeltuin. Wij zijn aardige, ver-schrik-ke-lijk hardwerkende mensen dus slaan en/of pesten wij doordeweeks niet alleen maar kindjes van schommels.
Op woensdagmiddag zijn er geen overblijfkinderen, DUS dan mogen wij. En dan gaan wij. En zo een foto staat op mijn telefoon.
‘Kinderen? Dat vinden mijn kleega en ik niet leuk!'
Het was niet vervelend bedoeld én het fotootje klein én zijn ogen niet zo best.
Na een ommelandse reis door de regio had ik respectievelijk de taxistandplaats en mijn telefoon gevonden.
En vervolgens vond ik mezelf.
Met dank aan google~ en de statistieken van deze pagina.
Zoektermen lieten wonderbaarlijk opvallend zien hoe ineens mijn doopceel gelicht werd.
Als je zoekt op mijn volledige naam en geboortedatum kom je bij een weblogstukje uit 2004.
Tel uit je winst.
Maandagochtend vroeg ik me hardop tegen A. af wat iemand die google-t op mijn naam en verjaardag zou willen weten.
‘Dan zoek je de waarheid’, zei A.
Magische deceptie!
Niet voor mij natuurlijk, neen:
als Marco Borsato dat hoort…
Op zoek naar ‘De Waarheid’ geeft mijn naam en geboortedatum vooral Eric Devries, niet Marco Borsato.
Ook dat is de waarheid.
Ja, in die tijd verliepen mijn verzoekjes nog vlekkeloos.
.
Oftewel: hoe eindigt het sprookje van de octopus en de mossel?
Zie ook hier [klik]

Ik weet het nog goed, de dag dat Burak in huis kwam.
Hij zou groot zijn en breed, met lange rode haren, zoveel wist ik er van.
Ik moest maar steeds aan Jim de Groot denken, die dan wel Groot heet maar verder niet zo enorm en breed is. Maar wel lange rode haren.
Armand heeft ze ook, die van vroeger van ‘ben ik te min’, maar hé: dat is natuurlijk een pruik.
Zo dwaal ik wel vaker af. Burak dus.
Ik weet nog hoe hij kwam binnen gewandeld. Uit zo een kattenkoffer waarvan ik niet wist dat ze in dat formaat bestonden.
Maar die koffer paste maar net om hem heen.
De woonkamer leek ineens ook een stuk kleiner.
En ik geloofde op slag in poema’s op de Veluwe.
In gedachten zag ik kinderen op zijn rug door de kamer galopperen.
'Ik durf niet zo goed langs hem te lopen', zei mijn moeder die avond.
'Hij doet niks, hij is braaf', stelde ik gerust.
Maar ik wist het ook niet helemaal zeker.
Inmiddels is Burak hier ruim een jaar en hij blijkt in het verkeerde lichaam geboren. Hij had een goudvis moeten zijn, met schubben.
Het was al niet mijn bedoeling om met hem daar kattententoonstellingen te gaan, hij liet ook meteen weten dat dat een No Go was. Niks borstelen en tutten en rare fratsen.
En daarbij keek hij zo chagrijnig mogelijk.
Want even tussen ons, ik heb nog nooit een kat gezien zie zo chagrijnig kan kijken als Burak.
En dat zeg ik hem dan ook en dan kijkt hij nog chagrijniger en voor je het weet zitten we in een manische cyclus.
‘Je bent gewoon een zwijn’ verzucht ik met regelmaat, vooral als ik De Man des avonds voor het slapen gaan uit een modderige bloempot vis.
Het resultaat is op zeker moment een klittenbol.
En daar moest wat aan gebeuren. Vandaag.
Om half tien belde ik de dierenartspraktijk ‘ha-aai, hebben wij vandaag een afspraak? Hoe laat moet ik hem brengen?’
‘Hé ho-ooi’ zei de assistente, ‘om 9 uur’.
Picture my life, maar ik mocht alsnog komen.
En in een prettig roesje is hij met een tondeuse bewerkt.
Dus is Burak nog steeds een echte man, maar één zonder borsthaar.
Dus nu hebben we ruzie want dat is mijn schuld, vindt hij.
Ik vind dat het zijn eigen schuld is vanwege zijn moddergeworstel.
'Nietes!'
'Wélles!'
En dan kijken we allebei zo chagrijnig mogelijk.
Ook niet leuk.

Ik haalde mijn hand door zijn haar en bleef hangen in zijn nek.
Op de kriebelende haargrens.
‘Besta ik eigenlijk nog?’ vroeg ik hem.
‘Huuh’ rilde hij en liet zijn arm zien.
Kippenvel.
‘Wat bedoel je precies?’ vroeg hij naar de bekende weg.
‘Nou gewoon. Of ik nog besta.’
‘Oh’ zei hij.
‘Nee’ zei hij stellig.
Daar houd ik van.
Duidelijke taal.
Dus, ik ben verdwenen,
in het schijnbaar niets.
Schijnbaar.
'Kunst is als je het niet kan,
want als je het kan is er geen kunst an'
Ik verbeeld me dat ik een cello hoor.
Ze kunnen het dan ook wel.
Een raspende JP en zoetgevooisde Yvonne.
Het is waar ik van hou. Dat ook, nog.
.

Ik ben nooit zo goed met ‘jarig’.
Niet met verjaardagskalenders, niet met mijn eigen verjaardag,
en ik heb het er ook nooit over want ik vergeet ze.
Het was op zijn minst opmerkelijk dat ik een paar maanden geleden aan mijn eigen verjaardag dacht.
Waarschijnlijk zat ik met E. wijn te drinken en lamlendig te wezen, het moet maart geweest zijn.
Nou. Heus. Dan ben ik nog lang niet jarig.
Maar: ik zag ineens dat ik op een zondag zou verjaren.
‘Zullen we weer een huiskamerconcert?’ zei ik tegen E.
‘Welja’, zei E.
Dus ik mailde JP den Tex want die leek me goed voor een feestje en ik was natuurlijk wel jarig op die dag, HÉ.
En JP sloeg meteen aan het mobiliseren.
‘By the way, is dat niet Uw jaardag?’ mailde hij terug.
Ik zou zweren dat hij een verjaardagskalender op de wc heeft en die dagelijks doorneemt.
Want het was pas maart HÉ. We waren nog in sneeuw!
Maar hij wist gewoon dat ik jarig was.
Vanwege Onafhankelijkheidsdag.
JP den Tex, Yvonne Ebbers en Kees Maat, het werd 4 juli 2010.
We oefenden lui drinken. En lui luisteren,
‘Mag ik 1 verzoekje?’, had ik gevraagd.
En ik vroeg om ‘True Art Is Lonely’.
Dat is mooi, ook zonder cello-achtigen.
En zo geschiedde. Al zijn mijn verzoekjes tegenwoordig erg ingewikkeld. Schijnt.
Of honderd jaar niet gespeeld en het minst vergeten door mij.
JP was snel in de orde van het lied.
True art is lonely
True art's a lonely place to be
True art is lonely
It doesn't seek no strategy
Fraai en fijn!
We lachten postuum nog een keer om onze aanwezigheid in Toomler en hoe mijn verzoek daar van alle denkbare akkoorden voorzien werd.
Let wel: ook dán is Huub van der Lubbe charmant.
'Ik ken 'em anders' mompelt mijn broer,
'hij moet er op zitten' verzucht Meneer Huub.
Er was een stuk dat aan de verwachting voldeed,
daar gaat het maar om ~ Lazy on a sunday afternoon
Hiep! hoera! voor De Mannen & De Yvonne met snaren.
En een gelukkig Nieuw Jaar voor mij,
maar ook dat had ik zelf zo bedacht.