20 februari 2010
vibraties

Als ik iets niet op orde heb dan hebben we het over mijn make-up verzameling.
Natuurlijk heb ik een beautycase, in case of beauty. Daar verzamel ik vooral muggensticks, betadine en kinderparacetamol in.
In het medicijnkastje zitten dan weer een nagelknipper, verbandgaasjes en hoestdrank. Als je het maar onthoudt werkt dat prima.
Mijn lievelingslippenstift zit als het goed is in mijn tas-van-het-moment. Of ligt op het kastje in de huiskamer, bij de spiegel.
In de badkamer liggen mascara, eyeliner en poederdoos. Maar sinds de kapotte lampjes boven de wastafel nog niet vervangen zijn mogen die attributen ook op het kastje in de woonkamer.
Of in het laadje van dat kastje.
Of in de tas-van-het-moment als ik om half zeven des ochtends nog geen zin heb.

Soms, en dat is niet zo heel vaak, heeft een onderdeel uit de verzameling geen zin meer. Dan kan ik een paar weken bedenken dat bijvoorbeeld poederdoos en mascararoller wel erg weinig kleur geven. Psychologisch werkt het nog wel even want ik kijk niet vaak genoeg in een spiegel om het gebrek aan effect te zien.
Dan duurt het in dit geval nog weer een paar weken voor ik er überhaupt aan denk dat ik een drogist of parfumerie in moet.
De laatste keer dat ik een drogist inliep voor een lippenstift moet in Enschedé geweest zijn. Dat was om vijf voor zes en ik kreeg het voor elkaar om hierbij voor zes uur nog een paar laarzen in de aangrenzende schoenenwinkel op de kop te tikken.

Ik had al bijna een jaar een cadeaubon a tien eurie van de firma Douglas liggen maar had mezelf bij Ici Paris onlangs voorzien van The One van Dolce & Gabbana. Daar hadden ze aanbiedingsafprijzingskorting namelijk.
Bij de firma Douglas hebben ze ook mascara. Wel iets duurdere mascara natuurlijk maar what the heck, ik had een bon.
‘Mag ik één mascararoller’ zei ik ferm tegen een verkoopmeisje.
Ik regel dat soort dingen nou eenmaal liefst snel en bij Douglas neemt men graag de tijd die ik er niet voor over heb.
Het feest kon beginnen, voor ik het wist was ik geconfronteerd met minstens vijfentwintig mascararollers. In alle kleuren van de regenboog, met- en zonder glitters, longlash en curly options.
‘Ik wil gewoon een donkerbruine’ zei ik benepen, om er toegeeflijk ‘of een zwarte’ aan toe te voegen.
Nou. ‘Dan is dit een fijne! ‘
‘Als je op het knopje drukt gaat’ie trillen’ zei het verkoopmeisje ook nog, hulpvaardig.
‘Trillen?’ schrok ik en ik keek naar de tekst op het raam, salguoD, geen cuD eL enitsirhC.

Ik drukte op het knopje en werd overvallen door plaatsvervangende schaamte. Een trillende mascararoller, hoe motorisch gestoord wordt de hedendaagse vrouw ingeschat?
Overigens, als ik mezelf inschat is het niet onaannemelijk dat ik een chaos aanricht met een vibrerende mascararoller.
Het ding kost veertig euro. Maar dat is dan wel inclusief batterij natuurlijk.

Drie kwartier later had ik een prima hoogsensitieve, niet meedenkende mascararoller waarvoor ik tien euro moest bijbetalen.
Een koopje, ik zweer het u!

Peet - 13:10 - al 1 meningen

14 februari 2010
zaterdagochtend

Nee. Dan hoef ik niets. Dat wil ik ook graag zo.
Het liefst zonder wekker, het liefst zonder haast.

Dat lukt niet altijd maar meestal wel en zo hou ik het graag.
En dan toch…
‘Mama! Je werk heeft gebeld! De mensen zijn al binnen!'

Blik op de wekker, kwart over negen.
Eén minuut later sta ik aangekleed bij het Senseo-apparaat in de keuken.
Als het zestien minuten over negen is én het is geen schooldag én het is zaterdag,
waarom sta ik dan hier. Welke mensen zijn al binnen? En waar?
Erger nog: waarom moet ik daar bij zijn en wat moet ik daar doen?
Ik heb er een half uur over na zitten denken in de wetenschap dat mijn nieuwe agenda het goed doet. Daar stond niets in.
Maar wat was er dan wel, of was dit een verkeerd geplaatst telefoontje?
Mijn telefonist bleef volharden dat het mijn werk was geweest en dat de mensen echt al binnen waren. Maakte hem niet uit dat er op mijn werk op zaterdagochtend niemand aan het werk is.
Moesten ze maar niet bellen.

Oh, vraag me niet hoe mijn brein werkt op een kopje Senseo.
Van mijn werk naar bedrijf en bedrijvigheid op zaterdagochtend.
Ik noemde de naam van de plaatselijke opticien en zag een bescheiden vlaagje van herkenning. Ja. Nou ik dát zo zei…
‘Zou het zo kunnen zijn dat iemand zei dat ‘de lenzen al binnen zijn’?’

Eureka!
Het volgende moment stond ik onder de douche.

De dag mocht opnieuw beginnen.

Peet - 22:28 - al 1 meningen

10 februari 2010
naakt

Vanuit de wereld die soms draait om plas en poep en blote konten.
'Ja maar ik teken blote mensen! Hoor!'

model2a.jpg

'Mama...! Maar waarom doen ze geen zwempak aan?'

Peet - 1:40 - al 0 meningen

3 februari 2010
uit duizenden

Het begin van de afgelopen zomer bleek ik ineens alleenstaand.
Niet van het ene op het andere moment natuurlijk, neen, gewoon met terugwerkende kracht van een jaar of negen.
Zo bleek. En daar was verder niet zo heel veel leuk aan.
Ik moest iets bedenken, en wel meteen en direct want je moet ook nog wat met zo een alleenstaande week vol uitzonderlijk mooi weer.
Dus ik bedacht een tent, en wel één die al was opgezet en van allerlei gemak voorzien, want gemak dient de mens.
Drie dorpen verderop zo ongeveer, mooi weer is mooi weer en gejengel op de achterbank van ‘zijn we er al bijna?’, terwijl nog vijfhonderd kilometers te gaan zijn, is ook niet leuk.
Na twee dorpen hoorde ik een tweestemmig ‘zijn we er bijna’ en hosanna in de gloria hoefde ik geen ‘ja’ te liegen.
Het was een in alle haast bij elkaar gescharrelde camping en voor een in alle haast bij elkaar gescharrelde camping was daar niks mis mee. De vooropgezette tenten stonden keurig cirkelgewijs geëtaleerd. Sommige waren al bezet.
En er waren nog veel meer veldjes, een stuk of honderd, met langkampeerders, kortkampeerders, doorgewinterde kampeerders, ja: er was zelfs een veldje met alleenstaanden. Of alleengaanden want dat klinkt denk ik minder passief en zielig.

Wij stonden dus op het kansloos vooropgezette alleenstaande vrouwenveldje.
‘Wij’ waren mijn buuf en ik, en een stuk of vijf kinderen.
Ik had één (1!) rokje bij me want ik ben werkelijk nooit eens ergens op voorbereid.
Hiep hoera voor een tent met bedden, blikopener & zaklamp.
Onze campingbuuf, zij van de tent links van ons, had precies hetzelfde rokje aan. Dat schept geen band, dat is zelfs tranentrekkend maar je voelt je ineens toch minder kansloos op de campingmarkt.
Oh glorie.
Haar rokje en de bijbehorende campingbuuf heb ik uiteraard gewoon een week genegeerd.
En daar dronken we des avonds wijn op, op onze vooropgezette stoelen, met bijgeleverde kaarsjes op een wiebelende tafel
en met de alleenstaande campingbuuf van de tent rechts.
En ik verzuchtte nog maar eens dat ik heus niet mijn hele leven alleenstaand, alleengaand en alles overziend wilde blijven
maar dat ik ook geen idee had hoe het dan anders ook al weer moest.
Hoe herken je bijvoorbeeld een alleenstaande of alleengaande man die dan ook nog aan alle streng gestelde criteria voldoet als je niet op dat bijbehorende veldje staat, laat staan dat je weet waar dat veldje is.
Jammer en wee-klaag, die herken je dus niet. In de vakantie kan alles namelijk.
Maar het zou heus mogelijk moeten zijn om toch de herkenning te vinden,
‘gewoon een kwestie van oefenen’ opperde zij van de tent rechts.

Zo oefende ik de opvolgende dag, terwijl ik bovenmatig relaxt lange kilometers over de camping slenterde.
Ik zag ze in de laatste mode op trainingspakkengebied voorbij trekken.
Ik zag ze in korte broeken, vrijetijdskledij en op pantoffels, of als overduidelijk hoofdsponsor van de firma’s Heineken en Amstel.
Ik zag in ieder geval allerlei exponenten van het mannelijk geslacht voorbijtrekken waarvan ik dacht dat ze allang bij wet verboden waren. Of ze hadden al verkering, maar dat is geen excuus. Toevallig.

En ineens kwam er in de verte één aangewandeld waarvan ik dacht ‘daar zal je hem hebben’.
Ook toen hij dichterbij kwam stond er geen ‘beschikbaar’ op zijn shirt, maarrrr hij had wel de juiste uitstraling en loop, een prettige presentatie van het geheel.
Geen ‘one size fits all’ maar het leek mij, zonder enige innerlijke ruimte voor leuke ontwikkelingen, toevallig wel de enige persoon op deze aarde die de ruimte die vast wel weer eens zou gaan komen kon bemensen.
Bemannen om precies te zijn.
Adem in- adem uit.

Naarmate hij dichterbij kwam schoot het als een bezetene door me heen:
En Hoe Moet Dat Dan Verder.
Hij liep de verkeerde kant op, want in tegengestelde richting.
We konden niet gezellig, samen, al babbelend, naar een toilethok wandelen.
Dat leek me nou net reuze romantisch.
Het kwam aan op de ontmoeting waarbij het campinggerelateerde ‘goedemiddag’ of goedenavond’ zou volgen. Niet het moment om er ook nog een ‘kom je hier vaker’ tegenaan te gooien.

‘Hallo’ zei ik.
‘Hallo’ zei hij.

Een blik of blijk van herkenning is op zo een moment wenselijk, op dit moment schoot door me heen dat ik deze man inderdaad kende.
‘Volgens mij kennen wij elkaar’ zei ik, je zult maar ad rem zijn.
Achteraf klinkt dat minder onnozel dan ‘ken ik jou niet ergens van’ maar dat was een lucky shot, ik had namelijk geen idee waar ik deze man van kende.
Ik dacht aan Nijmegen, ik dacht aan de rest van de wereld en ik kon het niet bedenken.
Maar hij zei het.
Grote goedheden, natuurlijk wist ik het toen. Weer.
Stiekem al opgeslagen op de harde schijf.
Ik wil niet veel zeggen maar als we het even moeten gaan hebben over slechte timing en een onmogelijk, kansloos, ongebruikelijk en ‘not done’ evenement dan had ik het hier te pakken.
Van alle mannen op deze planeet kon ik deze meneer direkt kwalificeren als Bijzonder Ongelukkige Invalshoek.

Terstond besloot ik dat de liefde een mooi ding is maar het heimelijk genoegen ervan te weten ook wat waard.

En dat allemaal binnen tien seconden.
Des nachts staarde ik wat naar het tentplafond terwijl ik bittere tranen weende.
Dat laatste verzin ik ter plekke, dat was niet zo maar het klinkt zo fijn dramatisch ~ laten we het er maar op houden dat het even duurde voor ik in slaap viel.
Hoe meedogenloos de zelfspot mijn leven binnenkwam en bleef en, hoe geestig ook, daar zit ik maar mooi mee.

Weer thuis besloot ik één van de kittens uit het nest te houden.
Ik noemde haar ‘Lover’.

Dan had ik die maar vast in huis.

Peet - 0:25 - al 3 meningen