De rolverdeling was voor de hand liggend doch traditioneel.
De vaders verdwenen met het kind en keerden met een tevreden ‘slaapt’ terug naar gespannen moedergezichten.
Even later werd dan de moeder gehaald om het kind andermaal ter wereld te brengen.
‘Hallo, ik ben Petra’ zei de verpleegkundige.
‘Hallo, ik ook’ zei ik.
‘Mijn zoon heet ook Tobias’ zei Petra.
‘Dat hoor je niet vaak’ zei ik opgewekt.
En jouw Tobias is niet net geslacht, dacht ik.
Want ik had ze wel zien lopen, de slagers. Ze hadden weinig hoopgevende schorten aan tot op de grond.
‘Sssst’ fluisterde de verpleegster-Petra, ‘hij is er nog niet helemaal’.
Ik keek naar het snorkelende lijfje in het bed en de bloedvlekken op en rond zijn gezicht.
‘Wat een stoer mannetje’
‘Oh’ zei ik.
Het zal wel een ingreep van niks zijn maar ik vond er wat van.
Een moment later huilde het kind hartverscheurend.
‘Ik ga nooit meer slapen’ piepte Tobias.
Daar was ik op voorbereid. ‘Als hij wakker wordt haat hij je’ zo had een verpleegkundige voorspeld.
‘Eigenlijk is het ook stom om tegen een kind te zeggen dat hij een kapje op zijn neus krijgt en even gaat slapen …’ begon ik een goed gesprek met de drie moeders die er in dezelfde uitslaapzaal ongeveer net zo bij zaten als ik.
Dat waren die moeders met mij eens.
Vervolgens viel het kind toch maar weer in slaap. Gelukkig.
‘Hij heeft paracetamol met codeïne gehad’
Dat was goed spul.
Dat wilde ik voor soms zo af en toe ook wel voor thuis.
Kon niet. Flauw zeg.
En hij sliep terwijl ik naast zijn bedje stond. De drie andere moeders waren allemaal kapster.
Je zou bijna denken dat daar een bepaald systeem in zat.
Misschien was dat ook wel zo. Hun haar zat in ieder geval beter dan dat van mij en mijn excuus dat mijn wekker deze ochtend om kwart voor zes al afliep telde ineens niet meer.
Na ruim twee-en-half uur wist ik a-l-l-e-s over een bepaalde kapsalon in Stadskanaal.
Wie er werken, wie het met wie doet en de broer van de zus van de neef van de enzovoorts.
Toen kwam de arts voor een laatste controle.
Tobias moest ik wakker maken voor de gelegenheid.
Terwijl hij zijn ogen nog niet helemaal open had stak de arts een uitvergroot ijslollystokje in Tobias’ mond en zei dat alles er goed uit zag.
‘Dankjewel dokter’ zei Tobias.
Ja.
En dát vond ik toch ook wel weer stoer.

Wij zagen vanmiddag vanaf een bankje in de stralende zon twee dartelende citroenvlinders.
Zo prachtig en breekbaar in helderlichtgeel,
eigenlijk veel lichter dan citroenen.
En toen vroegen we ons af wie het nou eigenlijk met elkaar doen.
De rupsen of de vlinders.
En we vroegen ons ook af wie het dan nooit doen.
De rupsen of de vlinders.
[Daar hoor je ze eigenlijk nooit over klagen namelijk.]
Ze speelden in mijn theater, de mannen van Bløf.
Nou is het niet zo dat ik daadwerkelijk een theater bezit maar mijn geschiedenis met dit exemplaar duurt ondertussen een jaar of vijfentwintig en dan voelt dat toch een beetje als een gelukkig huwelijk. Mocht ik daar kijk op hebben.
De laatste keer dat ik in deze zaal was betrof het haar herdenkingsdienst, de ochtend dat ze overleed hoorde ik Bløf op de autoradio en ’s avonds luisterde ik onder andere naar nog een paar nummers van de groep.
Bløf heeft namelijk een soort patent op liedjes-over-afscheid-en-dood en dat huilt dan zo lekker.
Bløf is op het moment in UMOJA-tour. In elke provincie doen ze één zaal aan en voor Drenthe werd het uitgerekend deze plek. Allang niet meer het meest voor de handliggende poppodium in de regio, de laatste keer dat ik hier een bandje zag moet Doe Maar geweest zijn, dus tel maar uit.
Ik vond dat een eigenaardige samenloop van omstandigheden.
Samenloop genoeg om daar te willen zijn en ze daar te willen zien.
En dat terwijl ik vorig jaar na één concert teveel wel klaar was met Bløf [lees en huiver].
Ik wacht hier
Op jou
Ook als je naast me ligt
Je gezicht opnieuw het mooiste blijkt te zijn
[uit: Aanzoek zonder ringen]
Ik vind er nog steeds wat van.
Het klinkt allemaal prachtig in van die mooie woorden maar als ik er over na ga denken begrijp ik er niks van. Inhoudelijk is het me een groot raadsel. Dat kan he.
En het went na verloop van tijd ook wel weer, in eerste instantie krijg ik er jeuk van.
Aan mijn tanden en kiezen en tussen mijn schouderbladen.
De laatste keren dat ik Bløf zag spelen was dat in feesttentachtige setting.
Bier in plastic bekers en onder tochterig dan wel zweterig doek.
Onvergelijkbaar besef ik weer.
Lang leve dit bestaande podium met een vaste houten vloer.
Een juich voor het bandje dat binnen het prestigieus UMOJA-gebeuren weer eens gewoon bandje staat te zijn. Yihaa voor één van de mooiste stemmen van Nederland.
Hoera voor de uptempo-nummers waarbinnen niet elke afzonderlijke tekstregel te verstaan is.
Lang leve nummers als ‘Hier’, ‘Dichterbij dan ooit’ en ‘Blauwe ruis’.
Ook een beschaafd applausje voor de goede witte wijn in gewoon glas.
En dat Heleen haar eerste uitje na een maand of acht met mij [en vooruit, met Bløf] kon en wilde beleven.
Dat hielp ook wel.

Goede wijn behoeft geen krans.

[Vooralsnog bestaat mijn meest heldere herinnering aan gisteravond uit een zeer zonnig hempje...]
Die foto’s aan de muur boven mijn hoofd,
Zie je wie d’r lacht en wie al bezig is te gaan,
Zie je wie z’n hart in handen heeft,
En zie je wie niet weet dat ze daar ooit ‘ns op zal staan.
‘Hemelen’ zei J. deze week, ‘weet je wat dat betekent in het Limburgs?’
‘Jazeker’ antwoordde ik. ‘En niet alleen in het Limburgs.’
Ook in alle andere hoeken van Nederland is iemand die gaat hemelen gewoon dood.
Maar ik begrijp ook wel dat dat niet zo bedoeld wordt in dit geval.
De hemel als zelfstandig naamwoord.
Het verwarrende en wellicht twijfelachtige is of er van zo een woord wel een meervoud bestaat.
Één hemel, twee hemelen. ‘Geen hemelen beloven’ gaat uiteindelijk niet over de dood maar juist over het leven en hoe dat soms niet gaat zoals je gedroomd had.
Gistermiddag waren wij in Toomler en luisterden naar ‘Mooie Liedjes’.
Om vier uur zaten wij in een schemerachtige setting waarbinnen een stuk of honderdtwintig oprechte liefhebbers waaronder weer opmerkelijk veel vrienden en evenzoveel bekenden.
Veel wijn en spélen, veel spelen!
Niet dat we echt van die meezingers, meedansers of op andere wijze uit-de-maat-klappers zijn maar we gingen behoorlijk los. Wij, Alcoholica Non Anonimous.
Prachtige tweedestemmen deden we ook. Echt waar.
Behalve tijdens dat ene lied. Geen hemelen beloven.
Unaniem waren we onder de indruk van de man met de zwaaiende armen.
Vanuit zijn tenen kwam het. En terecht: de regel on top is al een film op zich waard.
Vlak voor we het pand uitrolden dan wel struikelden voelde ik voor het eerst in een jaar of zeven de behoefte de zanger op zijn schouder te tikken.
En geloof me dames&heren: als je maar genoeg gedronken hebt, heb je dat dan al gedaan.
‘Dat was een heel leuke middag, bedankt’
‘Dank je wel, dat is lief van je’
Ja heus geloof het of niet, de indruk zou wel eens kunnen zijn ontstaan dat ik niet lief ben.
Natuurlijk berust dat op louter misverstanden.
In het Fries kennen ze het begrip ‘hemelen’ ook.
‘Himmelje’ zeggen ze dan, zoals Friezen elk woord grappig maken door er ‘-je’ achter te zetten. En dan betekent het ‘schoonmaken’.
Om maar even aan te geven dat ik heus wel snap waarom ‘het Fries’ solliciteert naar een status van officiële taal al kan ik daar binnen dit kader ook niet zoveel mee.
Je moet niet een beetje gaan lopen schoonmaken als je de weg niet weet. Tuurlijk niet, je kan maar zo verdwalen met je mop&sop, ergens tussen kastje en muur.
Gisteravond stuurde J. een sms-je:
'Niet seemelen als je gaat heemelen'.
Zo is het.
[ filmpje ][krakende postzegel, let maar even op de armen]
Ik werk dus. Ergens.
En enige tijd geleden kregen wij aldaar zo een Offer You Can't Refuse.
Tenminste: dat vond ik. En dat vonden nog een paar collega's.
Maar er waren ook mensen die vonden 'dat ze dat allemaal helemaal niet wilden weten'. Verdeeldheid alom, discussies te over.
Maar geen twijfel bij mij hoor, ik wil graag alles weten. Soms denk ik wel eens dat ik in het vierjarigenstadium van 'waarom-dan' en 'hoe-kan-dat-dan' ben blijven hangen. Vaak snap ik namelijk helemaal niets van de wereld en wie het allemaal bedacht heeft en wil ik de dingen gewoon weten van hoezezijn en hoezebedoeld waren.
Het ging om een uitvinding die getest moest worden.
Niks gevaarlijk natuurlijk want als het over medicijntje-proeven en bungyjumpen gaat dan ben ik uiteraard de eerste die afhaakt.
Neen. Als ik deze testcase in een categorie moet onderbrengen dan roep ik 'CHAR!'.
[U weet wel, dat medium waar je of je het nou wilt of niet een keer al zappende aan blijft plakken. En dan nog steeds heel sceptisch moet toegeven dat sommige dingen heus wel wonderlijk zijn. En dan niet dat ze het hele alfabet kan, want dat kan ik ook.]
Nou ja, en toen kwam het!
[Maar ondertussen heb ik ook twee boekenweekboeken van Arthur Japin gescoord. Zondagmiddag naar hier
voor gratis met de trein. Daarna hoort u hoe het op alle fronten zoal ging. Kee?]
‘Raaaaid here, raaaid now’
Affijns, ze was wel goed zeg.
‘Goed zeg’ zeiden wij tegen elkaar op de bank.
‘Veel beter’ zeiden we ook. Op een gegeven moment waren we zelfs zo ver dat we het sms-nummer konden onthouden. En het telefoonnummer. En het verschil daartussen.
Ja ik denk dat wij met z’n vieren die acht procent verschil wel bij elkaar hebben geregeld. Daar kon je namelijk ook nog een auto mee winnen die wij niet wonnen.
En we dronken er nog één of twee terwijl we het leven bespraken.
Vooral het leven van Raffaëlla natuurlijk. Die puntjes-op-de-ë hoefde je er bijvoorbeeld niet bij te sms-en, dat scheelde.
Maar het leven gaat door.
‘Wat ga je doen?’ vroeg Merlijn maandagochtend.
‘Ik ga werken’
‘Wat ga je dan doen?’
‘Ik ga centjes verdienen’
‘Neeee, dát doet papa al! Wat ga jij werken?’
Hmmm.
Ik ben niet overdreven chauvinistisch ingesteld. Als ik dweep, dweep ik gewoon met iedereen en alles die/dat het verdient.
Daarbij heb ik op verschillende plaatsen gewoond waar ik mensen uit alle windstreken ontmoette en dan kwam het nooit in me op om een beetje te gaan pochen over hunebedden.
Of over de dierentuin. Hoewel het heus een fijne dierentuin is.
Muzikaal gezien was het dorp ook al niet iets om van de daken te schreeuwen.
‘Boer Harms’…, ‘De zingende vrachtwagenchauffeur’…, Nee, tot SKIK was het niet veul.
Partijdig ben ik ook niet echt. Ik ben gewoon per definitie voor de beste en dat heeft dan weer tot voordeel dat de beste vaak wint. Vind ik dan verdiend.
Vandaag voel ik toch stiekem iets opkruipen.
Ik heb de afgelopen weken uitzinnig veel lol beleefd aan Idols. Gewoon, omdat de kwaliteit van de kandidaten heel behoorlijk is. En omdat het één van de weinige programma’s is waarvan ik het uitzendtijdstip kan onthouden.
Sinds het vertrek van Serge maakte het me ook niet meer uit wie er afvalt.
Vind ze allemaal op hun eigen manier goed.
Niet dat het nou direct mijn persoonlijke idolen zijn of kunnen worden, maar toch.
Vandaag in de finale wordt de boel behoorlijk op de spits gedreven.
Eigenlijk maakt het me nog steeds niet uit wie er wint, al bespeur ik bij mezelf toch ineens een bescheiden voorkeur. Gisteravond hoorde ik Floortje er in de voorbeschouwing behoorlijk naast zingen. Vond ik sneu natuurlijk maar ik voelde ook enige trots voor het andere wicht, [zij uit dit dorp] dat het er goed vanaf bracht.
En dat terwijl ik heus vind dat Floortje potentie heeft. Hele nette potentie. Bovendien moet toch iemand de leegte vullen die Carola achterlaat als BZN er straks mee stopt.
Vanavond zit ik op de bank en zal ik mijn nervositeit met witte wijn en veel chips wegspoelen. Ik zal Martijn Krabbé volledig over het hoofd zien en niet weten in wat voor hopeloze feestjurk Barbie vandaag gehezen is.
Daarbij zal ik dan ‘Raf-fa-jel-la!Raf-fa-jel-la!’ scanderen.
Misschien ga ik zelfs die onmogelijke naam nog wel intypen en per sms naar het bijbehorende nummer sturen.
Ik ben gek aan het worden.
Dan weet u er even van.
'Ik drink nooit meer water. Daar krijg je pokken van!'
[En praat dat er maar weer eens uit.
Of dat waterijsjes juist héél goed zijn. Zegt Merlijn.]
Ik ben nooit op m'n best met films, zo berichtte ik al eerder.
De reden is vast een beetje zielig: in films spelen altijd zoveel mensen mee die ik nog nooit eerder gezien had dat ik vaak het eerste kwartier de weg al kwijt ben. In intelligente films dan. Bij films waarin Angelina Jolie en Brad Pitt de hoofdrol spelen kan ik het allemaal nog wel volgen.
Op zich is dat ook niet zo erg. Theater is ook leuk. En een stuk overzichtelijker in het algemeen.
Mephisto, wilde ik het nog even over hebben.
In Mephisto wordt het intrigerende verhaal verteld van een groot acteur in het Duitsland van de jaren twintig en dertig. Hendrik Höfgen is zijn naam, getekend naar de befaamde Gustaf Gründgens. Höfgen blijft in Duitsland als Hitler in 1933 de macht overneemt. In deze voorstelling wordt geschetst hoe de carrière van deze bijzondere theaterpersoonlijkheid onder deze omstandigheden verloopt. Mephisto is een adembenemend stuk tussen waan en werkelijkheid.
Begon me dat even verkeerd. Zeven spelers die gezamenlijk ongeveer zestien rollen doen. Hell on earth. En dat in tachtig minuten tot de pauze. Ik was het spoor na vijf voorstelpogingen al bijster.
Gelukkig zeiden ‘ze’ in het voorstelrondje ook al dat het helemaal niet erg was als je het even niet meer wist, ik ben niet representatief maar vond het wel aangenaam dat ik op voorhand ruggesteun kreeg.
De vele dubbelrollen intensiveren en werken spannend, maar relativeren tegelijkertijd
Ja. Dat van dat ‘intensiveren’ dat klopt.
En ik ben niet zo van het intensiveren, zeker niet als ik nog zwaar zit te acclimatiseren enzo.
Maar ik houd van goede acteurs en ik houd van mooie teksten. Sinds Under Milkwood van Dylan Thomas weet ik dat dat genoeg kan zijn.
Daarbij speelt Huub Stapel de hoofdrol en dat is er maar één. Eén hoofdrol en één Huub Stapel. Volg je hem [en waarom zou je niet] dan word je in een soort Bolero meegesleept waarbij de overige acteurs zijn carrièreontwikkeling van goed naar op zijn minst zeer dubieus onderstrepen.
Prachtig.
‘Vond jij het deel tot de pauze ook te lang?’ informeerde Huub Stapel na afloop. Dat had de Volkskrant de dag ervoor namelijk geschreven.
Mwah. Niet het uitgelezen moment om op te biechten dat je na een uur gewoon altijd zin hebt in een sigaret en een glas van de smakelijke witte wijn die het theater schenkt.
‘Vonkwelmeevalle’ relativeerde ik dapper.
Gelukkig informeerde hij nog naar honderdduizend andere zaken waar ik wel meteen het goede antwoord op kon geven.
‘Je krijgt de groeten van Huub’ zei ik terwijl ik laat op de avond naast H. in bed schoof.
‘Welke Huub?’ ging naast me één oog open.
‘Huub Stapel natuurlijk’ grinnikte ik.
‘Oh die, intelligente man’ sliep H. verder.
[Ik had beter eerst over de borsten van Jara Lucieer kunnen beginnen. Achteraf.]
‘Ja, kaartje rij 1 graag’ sloeg ik ferm met een vuist op de balie bij de kassa.
‘Meen je dat? Ik had je op rij 12 gedacht’ zei O. vanachter zijn desk.
‘Ook goed’ glimlachte ik nobel.
‘Maarrr’ vervolgde O. ‘we hebben wel het verzoek gekregen de eerste rijen goed te vullen. De acteurs spelen niet graag voor lege stoelen.’
‘Toe maar dan’ zei ik terwijl ik alvast een denkbeeldige nekhernia wegwreef.
Rij 1.
In het geval van een toneelstuk vind ik dat nog niet eens zo erg. Ik had het vermoeden dat me bergen tekst te wachten stonden en dan zoom ik graag een beetje in.
Ik begaf me vooral niet te vroeg de zaal in en zag tot mijn vreugde de acteurs al over het podium dreutelen. Voorspel. Houd ik van.
Okee, je bent je wat bewuster van je eigen aanwezig- en sterfelijkheid maar het hoeft toch ook niet allemaal altijd maar van één kant te komen hmm?
Gelukkig lagen er op de stoelen programma-achtige folders, speciaal voor de bezoeker die zich even geen houding zou weten te geven denk ik. Ik, dacht ik.
Linkerbeen over rechterbeen of net andersom, niet neuspeuteren, dat werk.
Toen ik opkeek uit het leesvoer, keek ik recht in de ogen van Derek de Lint. ‘Goeienavond’, knikte hij vriendelijk.
‘Hoi’ deed ik. ‘Derek de Lint’ dacht ik. Nooit meer teruggezien sinds ‘the Unbearable Lightness of Being’ waar hij ook nog eens een beetje sneu in was. Nou. Dit was heus geen sneue man. Lang leve de wederopstanding.
‘Navond’ knikte Huub Stapel. ‘Hai’ deed ik in wederom een poging tot zinnige reactie.
En hij keek nog een keer ‘Det is lang geleeje!’.
Het klonk me vrij Limburgs in de oren maar ik stak met een valt-wel-mee-gezicht braaf drie vingers op.
De acteur liep nog maar een rondje en kwam terug met een ‘ik dacht vier jaar, Eten met vrienden, toch?’
‘Ja toen’ telde ik nog eens na ’maar das heus drie jaar geleden want ik was zwanger’.
[In gedachten hoorde ik het ‘smans legendarische collegavriend Sjoerd P. nog zeggen: ‘Zie je ze eindelijk terug, zijn ze zwanger.’]
‘Dat zijn van die ijkpunten’ vervolgde ik en terwijl ik het zei vroeg ik me af of dat wel een woord is. Waar is www.vandale.nl als je het op z'n hardst nodig hebt.
‘Hehe, ijkpunten’ zei acteur-in-functie Stapel.
En dat allemaal in de vijf minuten voor aanvang.
Ongezien op rij 1 zitten lukt niet altijd maar dit was nou ook weer niet hoe ik het bedacht had. Fukkiedukkie.
Het was nog niet eens echt begonnen en ik zat al te zweten.