Ergens moet een moment zijn geweest dat ik plots dingen wilde eten die ik tot dat moment niet lustte. Witlof, gekookt of rauw. Zuurkool. Spruitjes.
De spruitjes kwamen het laatst. Nog steeds niet altijd een onverdeeld genoegen maar gebakken met taugeh en dobbelsteentjesspek: best lekker!
Vanmiddag in de auto riep H. vanuit het niets ‘Kijk! Een spruitjesveld!’
‘Waar? waar? waar?’ joelde ik terug.
[Ik zat namelijk nog steeds in een groentefase. Het is qua belevingsvermogen maar een heel kleine stap van de groentela in de koelkast naar een spruitjesveld.]
En op dat moment zag ik mijn eerste spruitjesveld.
Ik had daar nooit over nagedacht, waar spruitjes geboren worden. Of ze net als asperges gestoken worden of in bomen groeien.
Of dat een spruitje misschien wel een embryonale fase is van een grote kool. Je weet het niet. Alhoewel ik dan weer wel weet dat ik nog nooit een volwassen spruit met een diameter van twintig centimeter heb gezien.
Dus dan kom je op het punt dat je verbeeldingsvermogen stopt.
Wie heeft eigenlijk bedacht dat je spruitjes kunt eten? Ik vraag me nog steeds wel eens af of dat nou echt de bedoeling is, van spruitjes.
Aan de andere kant zou ik ook niet weten wat je er anders mee zou moeten.
Waarom heet een spruitje eigenlijk spruitje? Misschien omdat het een spruitje is?
Maar zo zijn er nog wel meer die wel een fatsoenlijke naam hebben gekregen. Een appel heet ‘appel’ en niet alleen maar ‘vrucht’.
Wat gebeurt er eigenlijk met een spruitje als ‘ie niet als spruitje eindigt.
Hoe gaat het dan verder? Net als een pioenroos? Als je kleurenblind bent lijkt een pioenroos in de knop best op een spruitje namelijk.
Of is een spruitje het begin van een spruitjesboom en schieten ze wortel als je ze op vochtige aarde legt?
Vanavond eet ik zelfgemaakte pizza met ham en ananas.
Van ananas weet ik dat die niet in blikjes groeit.
Ja, eigenlijk begrijp ik ananas het beste van alle uitheemse fruitsoorten, ik weet ineens alleen even niet hoe ze aan een boom vast zitten.
En waarom er zo een stuk aan zit dat op het haar van de zanger van Counting Crows lijkt.
En wie heeft er eigenlijk bedacht dat je van cacaobonen chocola kunt maken? Werd de peervormige vrouw naar een peer vernoemd of andersom? In beide gevallen: waarom dan?
[Oh ja, en dat ik ook niet zo goed begrijp waarom het gedachtegoed van een mens op sommige dagen zo uitputtend onuitputtelijk moet zijn. Maar dit terzijde]
Ik heb een haat-/liefdeverhouding met de koelkast.
Niet altijd want het heeft een beetje met het moment van de maand en de maanstand te maken denk ik. Ik wil namelijk best toegeven dat ik de koelkast meestal met mijn ogen dicht open en dicht doe.
Vandaag was zo’n dag dat ik plots weer het besef had dat het allemaal anders moet.
Je zou denken dat je er aardig mee wegkomt als je dat elke maand een keer hebt maar dat is in mijn geval niet helemaal zo.
Ik denk namelijk tijdens vlagen van properheid toch nog best snel dat ‘iets’ nog wel even kan. Dat komt dan vooral door de producten zonder uiterste verkoopdatum.
Tijdens de kerstdagen was de koelkast bijvoorbeeld te klein. En daarna eigenlijk ook nog.
Maar er was wel wat uit, er kon weer wat bij en dat is dan precies het moment dat ik de tel kwijt raak. Zolang het maar dicht blijft gaat het goed en wanneer iets geopend is en het potje uitgroeit merk ik het ook nog wel.
Er blijft desalniettemin een zone waar ik niet helemaal mee match:
de laden met de groenten.
Het is heus niet voor niets dat die waterdicht zijn, maar echt handig is dat nou ook weer niet.
Groente wordt namelijk steeds kleiner en vaak gaat het nog niet eens stinken ook niet.
Dan kan er weer wat bij in de la.
En onderin zit uiteindelijk altijd iets dat je niet herkent op dagen als vandaag.
Groen en vloeibaar was het.
Spercieboontjes.
Tenminste: dat las ik op het afweegetiket.
Nou ja.
[Dit was er één uit de categorie ‘kostbare ontboezemingen’.
Eén euro en negenendertig eurocent om precies te zijn,
meer geef ik vandaag niet prijs.]
Webloggen is best leuk.
Stemmen op weblogs ook.
Dat laatste is natuurlijk een zo mogelijk nog serieuzere aangelegenheid dan het webloggen op zich.
Tenminste: deze maand want de DutchBloggieNominatieRonde ging van start.
Op 1 januari vroeg ik daarom braaf een meedoe-code aan om er vervolgens eens even rustig over na te denken. Vandaag leek me wel een aardige dag om mijn nominaties in te vullen dus huppelde ik opgetogen naar http://www.aboutblank.nl.
De DutchBloggies hebben dit jaar een nieuwe categorie: ‘Beste Post.
Het mooiste, beste of meest originele stukje van 2005.’
Help! Had me die categorie begin januari2005 even voorspeld, dan had ik een notitieblokje naast de laptob gelegd en driftig genoteerd. Ik heb ze namelijk heus wel gelezen, die mooisten, besten en origineelsten maar om nu even op te hoesten wanneer en door wie ook weer, dat is nog een hele opgave.
Als ze al bestaan dan weet ik die van mezelf niet eens.
Laat staan dat ik weet waar ik mezelf zou moeten plaatsen,… nieuwkomer?
Neuh, niet echt.
Vorig jaar was ik genomineerd in de categorie WEB-LOG en dat is een eigenaardige gewaarwording kan ik u melden. Het ging niet om de inhoud maar om het feit dat ik een WEB-LOGadres had, http://toblijn.WEB-LOG.nl om precies te zijn.
En daar stonden Elisabeth en Peet als redelijk normaal opererende loggers tussen een konijnenWEB-LOG, een augurkenWEB-LOG en bijvoorbeeld een soort knuffelWEB-LOG vol beren.
Affijn.
En ik nu maar denken dat ik nog zoveel dagen tegoed heb.
Niks niet. Sterker nog, ik bof dat de inzendtermijn verlengd is want alleen daardoor heb ik nog twee dagen de tijd.
Nog twee dagen om als een bezetene door alle logs op mijn linklijst te razen, op zoek naar de ultieme postjes.
Hurry-hurry!
[link: Dutch Bloggies]
NB: Cockie.org heeft een goede aanzet gegeven in het reactievenster.
Als iedereen nou even zijn/haar [eigen] favoriete-logje-2005 roept dan ben ik al aardig op weg in deze missie.
[keer ik terug naar jauw]

Dit om maar aan te geven dat er in Huize Peet niet stilgezeten wordt.
Zelden.
Mouwen opgestroopt en hard werken, dat is het!
Na de eerste avond kocht ik ‘Turks Fruit-de musical’.
Na thuiskomst duwde ik de cd in de speler en werd het vermoeden dat ik al had bevestigd.
De mannelijke hoofdrol op de cd is ingezongen door Antonie Kamerling.
[Voor de sceptici: er is wel wat met ’s Mans Stem gebeurd sinds Hero ‘toen ik je zag’ zong.
Voor de cynici: in positieve zin.]
Rauwer, ruiger en geleefd.
Fijne cd trouwens. Smakelijk bandje en heel behoorlijke teksten.
Dus toog ik ook donderdagavond weer naar het theater om mijn gelijk te halen.
Op gepaste afstand, tussen de mannen van het licht.
Kneksies, weeduwel.
Een zingende acteur is aangenamer dan een acterende zanger.
‘Ik denk dat het zo werkt’ sprak ik na afloop terwijl ik aan de bar hing.
Alsof ik ook eens ergens verstand van heb.
Ik bedoelde dat het zo niet werkte.
'Hij kan wel zingen hoor' zei één van de Fruitella's.
Natuurlijk kan Charly Lüske zingen anders mocht hij heus niet in een musical. Maar de som der delen kreeg met hem geen uitkomst, laat staan meer dan dat.
Als het niet klopt binnen het geheel wordt dat mooie zingen op een gegeven moment gewoon irritant.
‘In Leeuwarden speelde hij Antonie er helemaal uit’ zei de gitarist.
‘En gisteravond helemaal niet’ vulde ik voorzichtig aan.
‘Ja. Klopt’
Eigenlijk wist ik het donderdag binnen drie minuten na aanvang: zó was het bedoeld. Antonie Kamerling.
Ik zag het verschil tussen een oudhollandse revue en een rockopera. Ik zag nu een uitkomst van geloofwaardige liefde in vloeiende bewegingen.
Maar ik ben wel gebleven hoor, na die drie minuten.
Met plezier dit keer!
[Bovendien moet toch iemand als laatste het theater uitgeveegd worden.]
‘Zelfs Harm heeft nu al zo een gepolijst Idols-kapsel’ schoot gisteravond tussen de bedrijven door mijn hoofd.
Ik zat in een voorstelling. Op rij één, per ongeluk.
Daar zaten namelijk twee mensen die ik twintig jaar niet gezien had en daar raakte ik voor aanvang mee in gesprek. Naast hen ontstonden plots twee lege plaatsen vanwege een stel dat naar ergens achterin verkaste en al babbelende nam ik plaats.
En daar was Charly Lüske.
Met Charly Lüske is niks mis en dat is meteen precies wat er mis is met Charly Lüske.
Hij zingt keurig recht, in zijn spijkerbroek zaten twee keurige scheuren net boven beide knieën. Fris en strak in het vel, zo ongeschoren als je tegenwoordig met een scheerapparaat kunt wezen, beetje sportschool maar niet teveel.
‘Idols’ dacht ik toen.
Een beetje idool kan tegenwoordig alles. Er goed uitzien en zuiver zingen bijvoorbeeld.
In de bijbehorende cyclus hoor ik de jury wekelijks foute nootjes en misstappen wel of niet vergeven. ‘Maar je ziet er hartstikke goed uit’ zegt Jerney dan. En ondertussen wordt het programma inhoudelijk met de week saaier.
Ik ben helemaal niet vóór valszingers en houten klazen,
Maar denk nou toch eens even terug aan Turks Fruit, het boek en Rutger Hauer.
Of aan Jan Wolkers.
Hoofdpersoon Rick is toch een beetje rauw en ruig? Een beetje smoezelig en ranzig?
Charly Lüske speelde Antonie Kamerling die misschien wel Rutger Hauer doet die Rick speelt.
Heel netjes deed hij dat.
Met een wat ijle loepzuivere tenor.
En hij was natuurlijk niet alleen, welnee, het was een drukte van belang daar op het podium. Er was ook nog een potsierlijke doch evenzo loepzuivere moeder en een bekend aandoend ensemble van vier kleinkunstacademiemeisjes met heel veel lingerie. Ren Lenny! Ren!
En Sjoerd Pleijsier.
Zolang ik die eeuwigdurende NCRVserie -waarvan ik de naam niet kan onthouden- vergeet heb ik een zwak voor Sjoerd Pleijsier.
‘Kunt u timmeren mevrouw’, vroeg hij.
‘Beetje’ mompelde ik geschrokken vanaf de eerste rij.
‘Zullen we dan samen een wip gaan maken?’
Ja. De TurksFruitvader is een grapjas.
Maar! Dan Olga.
Jelka van Houten speelt de sterren uit de hemel.
Van voor tot achter is zij de geloofwaardige rode draad die de musical Turks Fruit draagt. Vooal door haar beleefde ik een fijne voorstelling en schoof het gevoel dat er iets niet helemaal liep zoals het bedoeld was naar de achtergrond.
Misschien lag dat laatste aan de understudy of aan Charly Lüske.
Misschien ook wel niet.
[overdrijf]
Om het zeker te weten moet ik eigenlijk vanavond nog een keer.
[/overdrijf]
Hmmm.
Terwijl ik druk doende was met nadenken over Antonie en Charly en het verschil daartussen, had ik plots zin in wijn.
Rode wijn om precies te zijn.
Het toeval wilde dat ik die behoefte ’s middags in de buurtsuper al voorspeld had.
Ook dat ik op korte termijn vast zin zou krijgen in port en/ of bier,
dat maakt het een stuk gemakkelijker om helderziend te zijn.
Het vervelende van het moment was dat ik alleen was.
Ik ben niet bepaald onervaringsdeskundig met alle kleuren wijn maar met kurkentrekkers wil het niet echt lukken. Heb heus alle modellen wel eens geprobeerd en zelfs de exemplaren waarbij de kurk al uit de fles draait terwijl jij de kurkentrekker er indraait doen het niet.
Tenminste: bij mij niet. Bij anderen altijd wel.
Soms moet je wat als je wat wil.
Ik ontdeed de kurk van het omhulsel en daar ging het al mis.
Het omhulsel was heel erg dik en heel erg scherp. In geen tijd had ik een pleister te pakken.
Iets zei me dat ik niet zo heel erg goed bezig was, ik denk dat die pleister dat zei.
Ik prutste nog even door en had pleister twee te pakken. Zwaargewond was ik.
Vervolgens was het drie kwartier later en trok ik een flesje bier open.
[Niet met mijn blote handen, gewoon met een ander ding dat daar niet voor is]
‘Moet je kijken’, duwde ik H. bij thuiskomst de gehavende fles in handen.
H. draaide de dop eraf.
Onuitstaanbaar.

Vandaag kreeg ik een brief van het plaatselijke theater.
'Op woensdag wordt de hoofdrol gespeeld door de vaste ‘understudy’ die goed in de rol is ingevoerd.
Het is de vaste overtuiging van de producent dat er bij de voorstelling niets van de vervanging is te merken’.
Niets van te merken?
Ja duh. Ik ben toch niet bli-hind!
‘Op donderdagavond wordt Turks Fruit ook gespeeld, dan wel met Antonie Kamerling.’
Dan wel. Zie je, ze weten het zelf ook.
En nou kan ik natuurlijk mijn kaartje gaan ruilen.
Maar ik zie me al ongeveer staan bij de kassa:
‘Haai, sorry, vanavond heb ik helaas griep en nou wil ik graag donderdag op rij 1.’
Dan weten ze bij de kassa ook meteen dat ik op Antonie Kamerling ben.
En ik ben helemaal niet op Antonie Kamerling.
De grootste levensvraagstukken leg ik altijd even voor aan mijn moeder. Understudy, vervanging, alles goed en wel maar het klinkt wel een beetje alsof het anders bedoeld was.
‘Zo’n understudy,… kan die het eigenlijk wel?’ informeerde mijn moeder.
Ja zeg. Dat moest er dan ook nog bijkomen.
Vooralsnog krijg ik het zoete liefdesduet * niet uit mijn hoofd.
Misschien moet ik wel huilen als ze morgenavond doodgaat.
Of donderdag.
Zeg nou eerlijk, wat zou u doen? Ik bedoel: met wie?
{* achter de popup}
Vanaf het moment dat ik een teller heb die het bijhoudt is deze pagina twee-en-twintig keer gevonden op het woord ‘toblijn’.
Fascinerend, n’est-ce pas?
‘Toblijn’ is namelijk helemaal geen woord. Ik vond het wel een mooi woord maar daar heeft de firma VanDale geen boodschap aan. Google ook niet. Google vraagt bij het intypen van het woord ‘toblijn’ bescheiden of u niet toevallig ‘toplijn’ bedoelt.
Niet dat de firma VanDale en Peet weten wat een toplijn is, zeker niet zo vlak na de kerstdagen maar Google vraagt dat wel.
Zo zijn er na achttien vreemdgangers ook veertien google-aars die ‘www.toblijn.nl’ intypen, dan gaan zoeken en vervolgens oh verrassing op www.toblijn.nl uitkomen.
Leg het me vooral even uit want ik weet ook niet waarom, zo omslachtig.
[Overigens vond ik toen ik die link met 23.200 zoekresultaten [huh?] zelf volgde wel weer een leuk logje van haar, waarvan akte]
Ik noem mij To-blijn.
In gedachten of zo hard dat ik het hoor spreekt menigeen echter over Tob-lijn. Als equivalent van de Klaag-lijn, bedoelen ze dan.
Alsof ik zo een tobberig type ben zeg.
Helemaal niet. Hou eens op! Integendeel.
Ehm.
Nou ja, de afgelopen week even wel want ik word gewoon niet beter. Fijn voor de zakdoekjesfabrikant en de neussprayleverancier maar ik word er alleen maar moeder van.
Vroegah ging ik dan fijn op de bank liggen maar dat is wat lastiger als je verkering, twee kinderen, een huishouden, twee honden en oh ja ook nog een betaalde baan hebt.
Van schrik dacht ik de afgelopen week dat ik maar eens even helemaal niets moest doen.
Nou ja, de verkering, twee kinderen, een huishouden, twee honden en oh ja ook nog de betaalde baan wel maar verder even niets.
Gisteren schreef ik bijna weer een verhaaltje.
En toch maar weer niet.
Als ik niets doe kijk ik namelijk naar de televisie en daar was ik nog niet helemaal klaar mee.
Afgelopen week heb ik alle programma’s gezien die Martijn Krabbé presenteert en daar had ik het nog best druk mee.
Tot en met de herhalingen aan toe.
Eigenlijk houd ik heel erg veel van Martijn Krabbé die me door zo een week heen sleept.
Ik heb heel erg veel opgestoken over relaties, huisvandeburen-verbouwen en idolen!
En ik werd er heel moe van om te zien hoe energiek dat allemaal tekeer ging.
Ja.
Eigenlijk was het een heel leerzame week.
[Mantra:
‘komende week beter –komende week beter – komende week beter’]
JA!Oh nee, toch niet...
[wordt heus wel weer vervolgd]
Waar ik was en wat ik deed op zaterdag zeven januari tweeduizendzes?
Ik zat op een wolk en de wereld was mooi. Ik zag de zon schijnen en de wereld leek ineens een stuk groener.
Of langer lichter.
Of meer roze zo u wilt.
Ik voelde een sterke behoefte om de pa-haden op en de la-hanen in te gaan maar ik wist ook wel dat ik niet meteen moest overdrijven.
Dat kwam door de veranderingen in mijn lijf.
Het uitgeputte leger dat ervoor zorgt dat je blijft functioneren hing achterover geleund en waar mogelijk met de voeten op de denkbeeldige salontafel. De taken waren overgedragen aan de inhoud van een doosje waar ‘doxycycline’ op staat.
Wat een geweldig spul, antibiotica.
Was ik daar maar drie weken eerder aan begonnen.
En wat is het meest ultiem knusse, huiselijke en genoeglijke en waar je op zo een dag toe besluit?
Psies: dan ga je draadjesvlees maken.
Dus. Dat deed ik.
Het zijn die twintig kleuters uit het klasje van Merlijn, zo had ik bedacht. Twintig keer honderduizenden bacillen.
Over natuurlijke weerstand gesproken, vanaf het moment dat hij de ba-sis-school binnenliep wisselen wij elkaar af in Huize Peet.
Inmiddels was ik voor mezelf alleen al weer vier weken, twee flesjes neusspray, veertien pakjes zakdoeken, één wc-rol en wat incidentele paracetamol verder. Verkouden zijn went best.
De balans tussen neus ophalen en snuiten, sprayen en wéér snuiten is aan te leren.
Gisterochtend voelde ik ineens mijn keel. Leuk onderdeel van het menselijk lichaam waar je liever niet te veel aan herinnerd zou moeten worden. Pijn!
Het vage schuurpapier zeurde de dag door en om kwart voor tien lag ik in bed.
Wat een tijd - maar morgen beter, dat was de gedachte.
Kwart over twee vannacht. Dat was al wel 'morgen' maar ineens brak de hel los. Ik bleef heel stil liggen in een poging door mijn neus te ademen. 'Niet slikken, niet slikken, niet slikken'.
Toen slikte ik. Best voorzichtig.
Ik slikte een handvol zand en twintig kopspijkers door.
Au!
Ik voelde een sterke behoefte heel stil te blijven liggen zodat mijn keel zou denken dat ik dood was.
Maar mijn keel is ook niet gek. Hoe harder je denkt dat je niet moet willen slikken, des te sneller slik je.
Krammetjes en glassplinters.
In het medicijnkastje vond ik veel grote rose pillen, sterkte '600'. Leek me minimaal maar wel een oplossing misschien en een minuut of veertig later viel ik weer in slaap.
Uur of drie werken die dingen, precies lang genoeg om niet te twijfelen en de huisarts te bellen.
Op rose pillen sleepte ik me de dag door.
Na een 'mijn kéél doet héél érg zéér!' zei ik 'AAAH' tegen de huisarts.
'Ja, ik zie het al, rood' zei de huisarts.
'En laat me eens even luisteren' zei hij terwijl hij naar zijn stethoscoop greep.
'Zuchten' zei hij.
'Hmmmm' zei hij.
'Jajaja' mompelde hij.
'Bronchitis'.
Vervolgens typte hij een recept.
'En mijn kéél dan? Helpt dat ook tegen mijn hééél érg zééére keel?', vroeg ik benauwd.
'Doe maar een paracetamolletje', zei hij toegeeflijk.
'Pa-ra-ce-ta-mol-le-tje?' piepte ik.
Een voorstel om het deel tussen kin en sleutelbeen te amputeren had ik gewoon geaccepteerd, weeduwel.
Maar ik dacht aan de doos met rose kanonnen die ik vannacht in het medicijnkastje vond want zo gaan de dingen dan, altijd sprankjes hoop proberen te zien waar je je aan vast kunt klampen.
Mag niet eens op de zonnebank met die kuur. En dat zou heus heel fijn geweest zijn voor mijn héél érg zére keel et moi.
Heb ik dat.
Bronchitis. Dáár had ik helemaal geen last van.
En nu ineens wel.
Ik verbeeldde me wel eens dat ik de dingen heel helder zie.
Fijne uitspraak, ‘de dingen’. Veel vager kan ik het meteen al weer niet maken. Veel duidelijker ook niet trouwens.
Eerst schreef ik ook nog ‘verbeeld’ en daar ben ik al binnen drie regels van terug. Verleden tijd. Steeds vaker merk ik namelijk dat de helderheid die ik zie een illusie is.
Dan dacht ik ‘dusss, zo zit het in elkaar’ om in geen tijd met het tegendeel om mijn oren geslagen te worden. Onoprechtheid, oneerlijkheid en onvermogen.
Kun je je daar tegen wapenen?
Misschien kan het wel maar dan komt onvermijdelijk vraag twee: wil ik dat ook?
Wil ik een zintuig voor mensen die mooi weer spelen en ondertussen eigenlijk het weeralarm zijn? Eigenlijk wil ik dat niet.
Ik houd meer van gezond vertrouwen dan van gekweekt wantrouwen. Misschien is dat naïef maar met het voordeel van de twijfel kom je ook een heel eind.
Dacht ik altijd.
Omdat ik dat graag wil.
Eigenlijk heb ik niet zoveel met een jaarwisseling. De laatste dag van een oud en de eerste van een nieuw jaar liggen uiteindelijk maar één seconde uit elkaar. Net zoveel als negen en tien juni om maar iets te noemen. Toch herbergt één januari iets van een belofte. Nieuw jaar, nieuwe ronde en nieuwe kansen.
Een dag om met open vizier tegemoet te gaan en laatmaarkomen.
En nu overheerst het gevoel van luiken dicht en laatmaarzitten.
Ik houd van melancholie en weemoedigheid maar dit riekt naar ongebreidelde treurnis.
Een pijnlijke gewaarwording, zowel in hoofd als hart.
Je kunt de wereld willen verbeteren maar hallo, ik ken heus dat verhaal van Don Quichote en de windmolens. Ook niet het ultieme voorbeeld van dat overal eer aan te behalen valt als je er als individu je best maar voor doet.
Vanochtend deed ik iets dat ik allang niet gedaan heb: ik heb me verslapen.
Wat een weergaloos begin.
Ik zie mezelf niet als het meest volgzame type maar ik liep wel meteen achter de feiten aan.
Dat belooft wat.
[What the heck! Laatmaarkomen, dat jaar!]