Nee, natuurlijk lag ik niet onder een fleece-dekentje op de bank.
Nee, natuurlijk werden er geen sinaasappeltjes uitgeperst.
Laten we Peet vooral geen mietje noemen en ibuprofen is herstikke goed spul.
Deze week stond in het teken van ‘afscheid nemen’ en omdat het steeds maar weer niet mijn afscheid betrof moest ik wel.
Soms kan je niet zeggen van 'kom maar naar mij'.
Of ‘Ehm, kunnen we dat even een week opschuiven? Komt me even niet uit nu. Wat zegt U? Och, volgende maand is ook goed.’
Of helemaal niet, prrrima.
Het afscheidsfeest van gisteren was bij de tijdelijke collega thuis.
‘Kunnen we zo’n afscheid in het vervolg niet in het begin van de samenwerking doen?’ vroeg ik me hardop af.
En dan tussentijds nog een keer en aan het eind gewoon een boekenbon?
Zonder weemoed enzo?
Een fles rosé en driehonderd tapa’s later was ik weer thuis.
Ik zette de laptob aan en bekeek het belangrijkste Laatste Nieuws.
Zo, dus, poepoe: ‘zwangere Tanja uit het BigBrotherhuis wilde de prostitutie in.’ En voor ik het wist gebeurde het:
ik ging op de bank zitten en keek voor het eerst sinds Ruud, Bart en Mona naar House-of-Horror, BigBrother.
Wat een vertoning.
Iedereen hield van elkaar en zat maar zo’n beetje met elkaar te zoenen.
Iedereen zat maar zo’n beetje te janken en er liep een zwangere vrouw tussendoor te stieren waarvan de ouders in de studio ook nog zeiden ‘nee hoor, niks hormonen, ze is he-le-maal zichzelf’.
Vervolgens kwam het afscheid van één van de bewoners maar ik had al meteen geschoten dat je met zoiets, met dát, met zó’n blaasbalg in de kroeg nog niet opgescheept wil wezen. Het schijnt dat het verblijf in dat huis een vrijwillige keus is maar dan nog, DAN NOG.
Doei Ralf!
Stelletje aanstellers. Dat was me nog eens een afscheid van niks zeg.
Gelukkig mocht ik vandaag zelf weer.
Om half vijf stortte ik me op de witte wijn in de feestzaal.
‘Ik word zo treurig van afscheid nemen’ zei ik ‘eigenlijk wil ik dat iedereen altijd maar blijft.’
‘Ja duh’ zei een collega ‘dan zou het wel heel druk worden, he.'
Dat was dan ook wel weer waar.
Maar toch: afscheid is me veel te definitief.
Hoeft het niet eens om sterfgevallen te gaan, mensen die anderszins verdwijnen zijn ook weg
Ik houd niet van ‘weg’.
Als het erop aan komt heb ik een gewoon een pestpokkenhekel aan afscheid nemen.
Daar mag best eens iemand een betere oplossing voor verzinnen.
Belachelijk ook dat die persoon die nog niet bedacht heeft.
Kan ik ‘em ergens wegstemmen?
Heb ik best zeventig eurocent per poging voor over.
Ik zag alleen maar ogen boven me, de monden eronder waren afgedekt.
De ogen bekeken me van top tot teen.
Ik ben bij vlagen best graag middelpunt van belangstelling maar de hoofdrol in ER hoeft nou ook weer niet. Toch was ik deze aflevering ineens studiemateriaal en lijdend voorwerp tegelijk.
Boven mijn lijf volgde ook ik een college over verdoven, mesjes en snijden.
Niks aan kan ik u verzekeren.
Ik ben tegenwoordig van top tot teen zo bruin als een reep chocola.
‘Gelukkig maar’, bedacht ik terwijl ik me erg bewust was van mijn navelpiercing.
Ja. Een mens denkt aan rare dingen in een minder fortuinlijke situatie.
‘Lief - mijn verlangen - van jou ontvangen - en stil’ overwoog ik in een poging een mooie zin te vormen.
‘Let op, hier komt een gemeen prikje’ zeiden twee vrouwelijke ogen.
Mijn vingers klemden zich om de rand van de operatietafel. Ik zag de ogen van de chirurg instemmend toeknijpen. ‘AU!’ piepte ik geschrokken.
[En dat zegt in ER nou nooit eens iemand maar het is potdorie gewoon de waarheid. Verdoven doet pijn. Pijn lijden om het niet te hoeven voelen, ach wat ben ik toch een bovenmatig gevoelig type.]
Een mannelijk paar ogen pakte mijn hand vast. ‘Knijp maar’ zei hij terwijl hij over mijn hand streek.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe een aantal keer zwarte draad werd aangevoerd. Ik dacht aan mijn navelpiercing, aan de mooie zin en vooral aan het tijdstip dat dit allemaal voorbij zou zijn. Dat was tien verdovingsspuiten en dertien hechtingen later het geval.
‘We sturen alles op maar het ziet er goed uit’ zei de chirurg.
‘Dat is een mooi compliment’ zei ik heel erg gevat. Maar ondertussen begreep ik heel goed waarom ER niet bol staat van de grapjes.
Op weg naar huis kocht ik een fles port voor het moment dat de verdovingen zouden zijn uitgewerkt. Nu.
De hoogste tijd om een potje te zwelgen.
George Clooney bijvoorbeeld, die vond ik altijd al te mooi om waar te zijn. En dat navelpiercen deed destijds helemaal geen pijn, mopperdemopper.
In het vervolg ga ik wel naar de juwelier als ik wat heb.
P. had zich in het voortraject al onsterfelijk gemaakt.
‘Gaan jullie dan-en-dan mee naar een try out?’ had ik gevraagd.
‘Leuk’ grapte P. ’als Bert Heerink maar niet komt.’
Dat zou wel heel toevallig zijn moet ze gedacht hebben.
Om maar weer eens aan te geven dat toeval bestaat.
De dames hadden een uitje.
Dat klinkt al net zo hilarisch als het was. We kwamen in twee koppels
aangevlogen vanuit verschillende windrichtingen en -ik kop maar in- zoals vrouwen dat aanpakken, nooit in één rechte lijn. Dat gaat gepaard met later dan bedacht vertrekken, vluchtwegen, sluiproutes en vertraging en dat kan meestal geen kwaad maar in het geval van een theatervoorstelling is het niet zo heul handig. Zíj zouden te laat komen. Wíj waren per ongeluk op tijd en brachten het ganse theater op de hoogte.
Tot diep in de pauze hadden de koningin en haar hofdame hier plezier van: van koffiejuffrouw tot suppoost begroette hen met een blijmoedig ‘ah, jullie zijn er!’ en ‘gelukkig, toch gevonden!’.
Dat is Raalte.
Het publiek klapte mee en danste. Dat is dan ook weer Raalte.
Wij dames kwamen echter niet naar een theater om mee te klappen en te dansen, wij dames moesten vergaderen over 'zie je dat', 'hoor je dit' en 'weet je dat'. Ondertussen collectief vernietigende blikken werpend naar de geluidsman die minstens drie microfoons tegelijk in de gaten moest houden. En voor wie dat een onmogelijke opdracht bleek.
"'t Is zo vaak als je weg bent
't Is zo vaak geen goed moment
't Is zo vaak met andere woorden
Dan de woorden die je denkt
't Is niet veel, toch is 't alles
't Is niet veel meer dan je al weet
't Zijn niet meer dan deze woorden
Uit 't niets voor jou gesmeed
Recht uit 't hart
Ieder woord elke noot alleen voor jou"
'Ik vind dit wel leuk', zei S. 'bij Boudewijn de Groot val ik de tweede helft in slaap.'
'Kan wel zingen he', zwijmelde K.
'Ohoho' siste ik tegen S. 'nou zit ik te denken dat jij zei dat hij vast huilt als hij klaarkomt'. Waarop S. daar ook wel aan moest denken. En K. voor de gelegenheid omdat ze tussen ons in zat.
'Straks gaan ze 'the Vainal Cauntdaun' ook nog doen', bracht P. benauwd in.
Wederom werd P. op haar wenken bediend.
Had ik al gemeld dat we een erg leuke avond beleefden?
Dat deden we namelijk.
Na afloop schoten we naar buiten en werden aangesproken door een goodlookin'-'wie zijn jullie en waar komen jullie vandaan'-type.
'Wij zijn het', zeiden we.
Hij had in dienst gezeten in N.
'Daar woon ik tegenover', zei S.
'En vóór mij woonde zij daar' prikte ze een vinger in mijn richting. 'Wij delen een man' legde ik ongevraagd uit. Dat maakte het verhaal verder niet overzichtelijker.
'Volgens mij ben ik jonger dan jullie', schatte meneer Goodlookin' in.
'Wij zijn uit 1968', zeiden P., K. en S. in koor.
'Ik ben pas 35', zei meneer Goodlookin' bescheiden.
'Dan ben ik de oudste' verzuchtte ik. 'Kom kinders we gaan naar binnen, oom Erik gedag zeggen'.
Dat gingen we toen maar doen.
Wat later werden we het theater weer uitgeveegd en ging 'men' voor we de auto instapten ineens wildplassen.
En daar wilde ik het nou net niet over hebben.
Gek meisje.
[tekst 'Recht uit het Hart' - Peter Groot Kormelink]
De helblauwe ogen hadden een mening.
‘Er staan helemaal geen foto’s meer op jouw nieuwe pagina, he? Jammer, beetje …eh… zakelijk.’
Ik denk dat hij ‘saai’ bedoelde maar dat ik dat niet hoefde te weten.
‘Alleen als ze functioneel zijn in een stukje’ zei ik. ‘Niet meer links en rechts als versiering, dat leidt alleen maar af van wat ik schrijf.’
Hoop ik dan. Want als men de plaatjes mist zou dat ook kunnen betekenen dat die de boel nog een beetje ophalen, de spreekwoordelijke vlaggetjes op de modderschuiten.
En dan ben ik al snel bereid me van een minder zakelijke kant te laten zien.
Of hem.
Hij een plaatje.
Ik een functionele illustratie.
Maar dan ook alleen maar om die blauwe ogen te onderstrepen natuurlijk.
[Anders had ik hier wel een teddybeer ingeplakt.]
Je om half vijf 's middags verslapen.
En dat je dan om twee uur 'snachts in Nijmegen naar 'I shall be released' van Bob Dylan luistert, met glas twee port.
En de tussenliggende tijd overdenkt.
Dát is genieten. Denk ik.
'Don't think twice it's allright'.
Het wonderkind-van-twee geniet van aandacht. Het is best de leeftijd waarop hij zich bewust zou kunnen worden van een positieve en negatieve vorm, maar de scheiding is nog wat onduidelijk.
Het was een ander soort huil.
Geen jengel of boehoehoe-huil maar meer die van een jammerend dier met pijn.
Hij had twee dunne buisjes in zijn handen en om hem heen hing een vreselijke, chemische damp.
Er zijn veel zaken die niet worden meegeleverd bij de geboorte. Gebruiksaanwijzing en karakterbeschrijving, je moet het maar zo’n beetje uitzoeken. Frappant is wel dat met het kind een soort oerinstinct geboren wordt dat je in panieksituaties het hoofd biedt. Niet mee gaan huilen, niet schreeuwen of heel hard wegrennen maar een inschatting maken van de situatie.
De drie W’s:
Wat heeft hij in z’n handen, Wat heeft hij er mee gedaan en Wat nu?
Het waren twee glazen buisjes, voorheen aaneengesloten en een onderdeel van een ouderwetse buitenthermometer.
Hij had het kwikdeel eraf gebeten. Hij kwijlde een groenige vloeistof die vermengd was met bloed.
We mochten meteen naar de huisartsenpost.
Vanochtend moest ik met het oudste exemplaar naar de APK-keuring op het consternatiebureau.
Dat was ook een heel avontuur. Hij wilde niet gemeten worden bijvoorbeeld.
Op zo’n moment ben ik niet degene die zegt ‘ah-toe-nou-even’ en ‘stel-je-niet-aan’. Ik hoef zijn lengte uiteindelijk niet te weten, dat willen zij daar dus dan zien zij daar maar dat ze daarachter komen.
U kunt de wijkverpleegkundige en Merlijn bij mij boeken als u een straattheater organiseert en nog een act nodig hebt.
De twee entingen waren ook spannend. Mijn sollicitatiebrief naar de regionale brandweer is inmiddels de deur uit want ik kan heel goed de houdt-greep als het erom spant.
Dat hij heel goed de eerste letter van de voornaam van iedereen die hij kent kan telt niet.
Dat was dan wel weer jammer. Hij hoefde alleen maar plaatjes te benoemen. Van die tekeningen waar je zelf eens naar kijkt en je weet dat je er in dat hele spel ‘Pictionary’ kansloos mee ten onder zou gaan.
Een omgevallen stoeltje, de schoenen van mama en een kopjetheepot.
Omdat hij zo consequent was in zijn benoemingen is hij als een godswonder geslaagd voor de ogentest.
‘Ik krijg óók prikjes!’ zei het wonderkind trots toen we op weg waren naar de post.
‘Nee’, doceerde ik ‘de dokter gaat in jouw mond kijken’.
Dat vond hij ook wel wat. Hij ging ook naar de dokter en op de één of andere manier beviel dat hem mateloos. Ik verdenk hem er ernstig van dat hij de komende dagen status ontleent aan het felle lampje en het stokje waarmee zijn mond bekeken werd.
‘Aaah’ en ‘oooh’ zei hij.
‘Ik zie geen glas meer’ zei de dienstdoende arts. ‘Geef hem maar zoete koek zo, als hij glas heeft ingeslikt gaat dat daar in zitten’.
In gedachten had ik er al een operatie op losgelaten om de glassplinters te verwijderen dus het deed mij deugd dat een opleiding tot arts ‘zoete koek’ in het lesprogramma heeft.
Het kwik was een ander verhaal. Daarvoor moest gebeld worden met het toxicologisch lab in Utrecht.
Daar kwam de assistente al weer aangerend: ‘hoe zwaar is hij en hoeveel heeft hij binnengekregen?’
Dat waren vragen waar ik geen antwoord op had.
De tijd die ik nodig had om na te denken benutte mijn vader die ook mee was om er een natuurkundeles tegenaan te gooien. De assistente weet nu alles over de werking van ouderwetse buitenthermometers en de rol die alcohol daarbij speelt. Dat is mijn vader.
‘Vijftien kilo en een bolletje’ zei ik snel. En daar rende ze weer heen.
‘Het inslikken van kwik kan geen kwaad’ zei ze tien minuten later. ‘Wat wel kwaad kan is wanneer kwik via een wondje in de bloedbaan komt. Daar kan hij metaaldampkoorts van krijgen.’
Dus. Als het wonderkind vannacht griepverschijnselen krijgt stappen we de auto in. Dan wordt zijn kwikbloedspiegel of bloedkwikspiegel gemeten en verder weet ik het ook niet.
‘Jij mag nooit meer zomaar iets in je mond stoppen’, zei de arts tegen Tobias.
Tobias keek heel serieus. Hij weet heus wel wat ‘nooit’ en ‘in je mond stoppen’ betekent.
Ik overhoorde hem in de auto op weg naar huis, ‘Wat heeft de dokter gezegd?’
Hij dacht diep na.
‘Tobias moet heel veel zoete koek eten’ zei hij toen.
Ik merkte het aan alles: hij vond het een leuk uitje.
Ik ben mobiel bereikbaar. Ik heb namelijk een mobiele telefoon.
Kenners zullen nu zeggen dat het in de praktijk reuze meevalt met voorgaande beweringen en eerlijk gezegd vrees ik dat ik op de schaal van bereikbaarheid inderdaad niet zo goed scoor.
Kleine bloemlezing uit mijn Leven met een Mobieltje:
1. Telefoon is leeg.
2. Telefoon is uit.
3. Telefoon is niet waar Peet is.
Groot was mijn vreugde toen ik plots het eigenhandig ingeprogrammeerde melodietje hoorde. Een onbekend nummer maar een bekende stem.
'Je hebt me vanmiddag gebeld dus ik dacht, ik bel maar even terug.'
Ik had helemaal niks en niemand gebeld. Telefoon lag op het aanrecht en ik was niet thuis.
'Jawel hoor', zei hij 'een paar minuten gemurmel aan de andere kant van de lijn'.
En in een vlaag van helderheid wist ik wat er ongeveer gebeurd was.
Toen ik mijn telefoon na thuiskomst had aangezet voor 'je-weet-maar-nooit' moest ik de tijd, de datum en die dingen opnieuw instellen. H. vertelde dat de batterij er ook uit kon en dat hij die er inmiddels weer in had gezet.
Het tweejarig technisch wonder keek onschuldiger dan ooit toen ik bij hem informeerde hoe-en-wat en achteraf heeft hij blijkbaar ook nog op de één of andere manier contacten gelegd.
'Ik had je voicemail pas ook al ingesproken', zei hij.
Oh ja, wist ik nog. Twee weken geleden. Toen zat telefoon onder in tas en was ik rijkelijk te laat.
'Maar toen heb ik je ge-smst!', zei ik trots.
'Ik heb niks ontvangen', zei hij.
'Doet jóúw telefoon het nog wel helemaal goed dan?', leek mij een passende oplossing. Ik kan namelijk best wel sms-en. Dat hij daar niet onmiddelijk op gereageerd had vond ik ook niet zo heel gek, ik weet heus wel hoe de aarde om de zon draait. Of was het nou net andersom. Affijn.
'Maar leuk je te spreken, babbeldebabbel', zei ik opgewekt.
'Babbeldebabbeldebabbel', deed hij terug.
'En oh ja, we komen vrijdag naar je kijken, zij, zij en ik. Maar dat had ik je ook ge-smst'.
'Ik heb niks ontvangen', zei hij.
'Nah', zei ik 'dus dit-en-dat en zus-en-zo weet je ook niet?'
Hij had niks ontvangen.
'Ik heb de afgelopen maand niks van je gehoord', zei hij en grinnikte een 'ik dacht het zal wel weer uit zijn'.
'Ja hahaha.'
['Ik zeg maar niet dat ik je een klootviool vond omdat je niet reageerde' dacht ik er steels achteraan.]
Het is op zich uitermate cool om je zwijgzaam op te stellen maar dat zijn van die dingen die je dan graag zelf ook weet.
Later bekeek ik zijn nummer in mijn telefoon. Ik telde het aantal cijfertjes en kwam niet verder dan negen stuks. Dat waren er ooit tien.
Wonderbaarlijke verdwijning van de '4' op het eind had plaatsgevonden en hoewel het spijtig is dat het mobieltje dat niet even meldt verklaarde het wel een aantal in het niets verdwenen berichten.
Het is me een raadsel hoe ons wonderkind in staat was vanuit een mij onbekend telefoongeheugen het complete nummer te bellen.
Ik ga er in ieder geval niet van uit dat hij het telefoonnummer van
Erik Mesie uit zijn hoofd kent en kan intoetsen.
Nee.
Daar ga ik niet vanuit.
Dat zou pas echt eigenaardig zijn.
De onbedrinkbare dorst
Wou dat het hier nooit ging sluiten
Zitten hier zo verschrikkelijk goed
Hoef nog lang niet naar buiten
Waar die echte wereld woedt
Maar vrienden rond de tafel
Fantaseren met elkaar
Over leven doen en later
En we drinken er een paar samen
Mag van mij altijd zo blijven
Zitten zoals ik nu zit
Weet niks leukers mooiers fijners
Weet niks beters dan dit
Met elkaar de vriendschap vieren
Wie wil hier dan nog vandaan?
Westenwind waait door de kieren
Maar ik moet een keertje gaan
Samen tillen we de zorgen
Die eenieder van ons torst
En we proosten op de haalbaarheid
Der dingen en we zingen
Uit klinkklare borst om het schorst
Van de onbedrinkbare dorst
Wou dat het hier nooit ging sluiten
Zitten zo allejezus goed
Hoef nog lang niet naar buiten
Waar die werkelijkheid woedt
Maar vrienden rond de tafel
Samen zwetsen met elkaar
Over allemaal nog veel mooier
En we nemen er een paar
Samen tillen we de zorgen
Die eenieder van ons torst
En we proosten op de haalbaarheid
Der dingen en we zingen
Uit klinkklare borst om het schorst
Van de onbedrinkbare dorst
Dat het niet eeuwig zo kan doorgaan
Dat moet dan maar
Het zal ons worst
En we proosten en we zingen
We proosten en we zingen
Van de onbedrinkbare dorst
Geschreven door: Huub van der Lubbe
Eigenlijk moet ik heel dringend een roze shirt.
Het is niet dat ik geen roze shirts heb maar dat zijn dan net niet die shirts zoals dat shirt dat een mens plots zo in gedachten kan hebben -adem in-.
Een shirt met ‘zo’n’ hals. En net dat andere roze. Met ‘die’ lengte. En ‘zo een’ wijdte. Want dat zou dan precies 'daar-en-daarbij' kunnen.
Vanmiddag stond ik in de lift naast een prachtige dame. Ze rook lekker, ze zag er erg fris uit en ze had mijn shirt aan. In precies díe kleur & lengte & wijdte.
Nu word ik gekweld door de gedachte of ik het toch maar gewoon had moeten vragen.
‘Waar heb je dat gekocht?’ , ‘Mag ik even in je nek kijken?’ [Naar het merkje]
Ja mensen,
je kunt wel van jezelf denken dat je assertief bent maar als het er op aankomt blijf je nergens als het om Het Ultieme Roze Shirt gaat.
Spijt!
Vandaag is mijn vader zeventig jaar geworden.
Een dag ouder dan gisteren toen hij nog negenenzestig was.
Het scheelt slechts één dag maar het ontroert me mateloos.
Zeventig.
Ik moest vandaag naar de dokter.
Niet zomaar een dokter, bij de ‘gewone’ was ik al geweest een maand of wat geleden. Die gewone huis-tuin en keukendokter had me zo eens bekeken en was er eens rustig voor gaan zitten.
Dan lijkt hij ineens heel erg op Wicky de Vicking. Haalt zijn wijsvinger links, rechts en onder zijn neus langs en vervolgens springt er zo’n ouderwets peertje uit zijn hoofd dat begint te branden!
‘Ik verwijs je toch maar even door’, zei hij toen.
Even dacht ik dat ik heel belangrijk en gewichtig was voor de chirurgie in het algemeen en de medische wetenschap in het bijzonder. Maar bij nader inzien wist ik ook wel dat dat niet zo was. Dat ik de dingen soms een beetje overdrijf, zeg maar.
Evenzogoed had ik meteen een probleem, ik kreeg een brief mee en moest maar even een afspraak maken. Voor sommige mensen zou het echt beter zijn dat ze een secretaresse hadden. Gewoon iemand die ook wel emotioneel betrokken is maar op het juiste moment, net een tikje sneller, gewoon even belt. Oh heerlijke utopie.
Ik heb niet zo een secretaresse-achtige. Ik zie ook bijna nooit een dokter in het echt.
Het is maar goed dat er bij zwangerschappen van tevoren een soort termijn vaststaat anders liep ik nu nog van ‘komt wel een keer’.
Er ging zomaar een maand of wat overheen en ineens maak ik dan toch gewoon een afspraak. Voor vandaag en natuurlijk deed ik net of het de normaalste zaak van de wereld was.
Kleine ingreep hoor, plaatselijk verdoven–snijden–hechten, dat werk. Helemaal niet erg.
Ruim op tijd nam ik een paracetamol in. Je weet maar nooit met dat verdoven. Ik wilde plaats nemen in de wachtkamer maar had de tegenwoordigheid van geest om even te informeren of de afgesproken tijd wel zou lukken. ‘Kwartiertje uitloop’, zei de dame achter de balie.
Precies genoeg tijd voor een sigaret en de spiegel van de wc. Het zou uiteindelijk best kunnen dat een chirurg voorzichtiger is wanneer je haar goed zit en je lippenstift op hebt. Noujakantoch?
En ineens ging het allemaal heel snel.
Ik mocht de behandelkamer in, chirurg kwam binnen en zei ‘wat staat die kleur lippenstift je goed!’ [O nee, dat zei hij niet. Maar het had gekund.]
Meneer de chirurg las de brief van mijn huisarts hardop voor. Ik schrok van wat ik had. In het Latijn klinken de dingen wat dat betreft veel beter.
‘Laat alles maar eens zien’, zei hij.
En ik liet alles zien. 'Daar, hier, daar en hier.'
‘Ik heb het gezien’, zei hij en stond op. ‘Je kunt zo een afspraak maken met de assistente.’
‘Wadde?’, zei ik ‘gaan we nu niet…?’
‘Neen’, zei hij streng doch rechtvaardig terwijl hij mijn hand schudde, ‘daar heb ik toch geen tijd voor, dit is het spreekuur.’
‘Ow’, zei ik.
Dit zijn de momenten dat je echt niet gered wordt door de kleur van je lippenstift.
Dit soort momenten kom je gewoon Heel Onnozel over.
Binnen twee minuten stond ik weer buiten.
Over anderhalve week mag ik opnieuw. En dan echt.
Met heel veel bloed denk ik.
God, wat hadden we samen een lol gehad. Vooral op eenzame winteravonden, op sokken en met de verwarming aan. We dreven elkaar tot eenzame hoogte. Bespiegelingen over de hele wereld of juist onnozele kleinigheden, het liefst achter een toetsenbord. Vaak gierend van het lachen, soms met een steen op de maag maar bijna altijd brachten we het tot een goed einde en sliep ik zielsgelukkig in.
[Nou ja: een enkele keer werd ik zo misselijk dat een avond die veelbelovend begon boven de wc-pot eindigde. In die tijd sliep ik in een waterbed en was ik de hele nacht zeeziek. Op de vingers van nog geen hand, vaker niet]
Ook deze hele zomer ging ik vreemd.
Vreemdgaan is best lekker als u het mij vraagt. Verandering van spijs doet uiteindelijk eten, dat heb ik niet bedacht:
dat is een gezegde En Daar Schuilt Altijd Een Kern Van Waarheid in.
Ook deze zomer werd het enkele keren behoorlijk licht in mijn hoofd. Zo licht als verliefdheid en met een glimlach van oor tot oor.
Maar het beklijft niet en dan ben je snel weer thuis. Rosé is ook maar rosé als het er op aankomt.
Vergeef me de melancholie. De ‘r’ is al 14 dagen weer in de maand.
Ik heb net mijn eerste glas van dit seizoen ingeschonken en raak nu al onder invloed.
Het portseizoen is geopend!
Ik ga veel over de liefde schrijven. Vrees ik.
Er zijn van die dagen dat je zou willen dat de sokken paarsgewijs uit de wasdroger komen marcheren. Dan zou het een kwestie zijn van laten struikelen, snel in elkaar draaien en in het mandje van de bijbehorende schoenmaat deponeren.
Ik weet wel dat het een veelvoorkomende tragiek is maar heuh: ik kan nou eenmaal niet het leed van een hele sokkendragende natie op mijn schouders nemen.
Er zijn ook van die dagen dat het je bijzonder slecht uitkomt dat de hele was samenspant en zich collectief verschanst in een dekbedhoes.
Vroeger wilde ik dan wel dierenarts worden maar dan dacht ik nooit direct aan het begeleiden van een moeilijke kalfjesgeboorte. Daar denk ik wel aan als ik zo’n gevulde dekbedhoes uit de machine trek.
Nooit aan konijntjes met vieze oogjes en een poes met een zeer pootje.
Dat zijn dan altijd dezelfde dagen.
Ik vind dat het klein huishoudelijk leed best een keer wat beter verdeeld mag worden.
Anders vind ik het gewoon niet eerlijk.
Er was een tijd dat ik met een aantal mensen in een heel groot huis woonde.
Een studentenhuis.
Ik heb wel in meer van dat soort huizen gewoond maar dit was de leukste.
Negentienvijfentachtig. Zij waren Frank, Mo, Paul en Es en vanaf dat moment was ik 'Peet', een status die me nog immer achtervolgt.
We deden niet zo heel veel samen maar wel het eten en de bijbehorende afwas. En tijdens die afwas gebeurde het: dan werd 'afwasmuziek' opgezet en zongen we ons dwars door de vaat heen.
Wij zongen niet de bestaande teksten, neen: wij zongen een Nederlandstalige Variant.
Voorbeeld? Voorbeeld:
'Ik heb een slechte wens- whohoho, ik sta in de hens!'
en
'Suiker, honing-honing - jij bent mijn snoepje, meid en je wilt dat ik jou wil'
Daar kom je nooit meer helemaal van af.
Dus.
Galmde ik deze week een nederlandstalige variant van 'Get ready' door het plaatselijke ziekenhuis. 'Kom Klaartje, kom kla-haar'
Terwijl ik ondertussen heus wel weet dat de wereld geen studentenhuis is.
[Vraag me alleen nog steeds ietsje gegeneerd af of 'de wereld' dat op dat moment ook door had...]
Op het terrein waar ik werk wordt behoorlijk geklust.
Geeft allemaal niks, wordt vast heel mooi maar wat vroeger parkeerterrein was is nu omgeven door honderden meters hekwerk. En daaromheen kan je dan je auto wel kwijt maar het is behelpen. Als ik niet voor de deur kan parkeren vind ik het al snel 'behelpen' dus geheel representatief ben ik niet. Ik kan het ook wel relativeren hoor.
Je loopt wat verder, er is geen stoep en als de zon schijnt geeft dat eigenlijk allemaal niks.
Vanmiddag verliet ik het pand in de gelukkige wetenschap dat het weekend was.
Daarbij was het mooi weer en dat waren meteen de verzachtende omstandigheden van vandaag.
Het aller-aller-allergrootste nadeel van terreinen waar geklust wordt vind ik namelijk dat er van die rare-mannen-cultuurtjes heersen.
Het lijkt nooit of ze het druk hebben, ze doen niet eens een beetje moeite om het daarop te laten lijken. Ik loop voorbij en ineens is net hun gespreksstof op, of hun werkje, of hun boterham, whatever. Met een beetje geluk roept er dan één 'goeiemorrege' en kan ik het ijs enigzins breken door er een nonchalant 'ho-oi' tegenaan te gooien. In de hoop dat ze weer voor zich kijken. Of gewoon een andere kant op op zn minst.
Mannen moeten namelijk niet naar me gaan kijken als ik loop. Dan blijft altijd een hak vastzitten of struikel ik over niks en dan heb ik meteen een rotdag. Zo.
['Negeren', zegt u? Accepteren ze niet. 'Kunnen we niks meer zeggen?' ginnegappen ze dan. En ginnegappen is heul-heul-heul naar als je doelwit bent!]
Nou ja. Ik liep dus. Ik liep langs een witte fordtransit en daar rijden ze altijd in. Maar goed, het was weekend en mij kon niets gebeuren, zo dacht ik nog net niet hardop.
Ik hoorde ze starten en mijn onderbewustzijn wachtte op het moment dat ze me in zouden halen. Kon makkelijk. Zo breed ben ik nou ook weer niet, zeg!
En dat deden ze niet.
Ze sukkelden maar zo'n beetje vlak achter me aan. In seconden die uren duurden want het kost ook dan wat om niet te struikelen, te vallen en te sterven onder een fordtransit. In diezelfde seconden bedacht ik of ik wel of niet om zou kijken. En die seconden duurden ook zo lang dat ik per ongeluk omkeek.
Recht in twee ginnegappende gezichten. Potdomme.
Blijkbaar was dat het teken. Op dat moment trokken ze op.
'Geweldige kont!', riep de ginnegapper die het dichtst langs me heen reed.
Thuis rende ik meteen naar een fullsize spiegel en deed een poging mijn achterkant te bekijken. Don't try this at home. Je verdraait je nek, bekijkt de omgeving van de achterzakken van je spijkerbroek en dan weet je nog niks.
'Ik hoorde zostraks dat ik een geweldige kont heb', zei ik tegen H.
'Oh', zei H.
Nou. Toen wist ik eigenlijk nog steeds niks.
Het goede nieuws is dat het weekend nog steeds moet beginnen.
De hal van Huize Peet stond vanavond geruime tijd onder water.
Dat kwam doordat de wc-pot van het toilet in diezelfde hal losgekoppeld werd en in alle consternatie nog een laatste spoeling volgde.
Schoon water, dat wel, maar hopla de gang in.
Niet iets wat ik verder iemand zal aanraden; als je de hal wilt dweilen kun je dat beter doseren door een emmertje met een sopje in een gootsteen te vullen.
Dat dweilen was dan ook niet het oorspronkelijke doel. Neen.
De reden was dat er een bos sleutels weg was. Als hier sleutels weg zijn is dat sinds ons oudste product kan lopen nooit meer onze schuld. Product is namelijk sleutelfetisjist.
Navraag bij oudste zoon deed hem even gefronst nadenken waarna het ‘eureka’ volgde:
‘Oh ja, die heb ik in de wc gegooid!’
[Nu rustig blijven]
‘…en toen heb je doorgespoeld?’
‘JA! Twee keer!’, zei hij enigszins trots en triomfantelijk.
[Nog steeds rustig blijven.]
Autosleutels, huissleutel, sleutel van de brievenbus en nog wat ander gemak… hmm.
H. was al aan het schroeven.
Gezamenlijk bestudeerden we de ontkoppelde pot en vroegen ons hardop af hoe zwaar een sleutelbos is en of dat gewicht met een plons water in staat is de bocht omhoog te maken.
Wij dachten eensgezind van ‘nee’. Maar daar heb je ook niet zo heul veel aan want blijkbaar kan het toch.
‘Breng hem maar vast naar bed’, siste H.
Dat leek me op dat moment inderdaad het beste voor alle partijen.
‘Papa kan de sleutels wel weer vinden met de schroevendraaier’, sprak Merlijn geruststellend.
Tijd voor een pedagogisch moment: ‘Nee! Alle plas en poep die de wc in gaat komt nooit meer terug. En alle sleutels komen ook nooit meer terug.’
Het woord ‘nooit’ kwam hard aan. Dikke tranen.
Voor de zekerheid vroeg ik het nog maar een keer ‘Heb je écht de sleutels in de wc gegooid?’
‘Neeee’, snikte hij hartverscheurend. ‘Ik heb ze in het sleutelbakje gedaan.’
‘Daar lagen ze niet in, Merlijn…’
‘Dan heb ik ze in de wc gegooid’ [‘Boehoehoe’]
Om negen uur vanavond was de vloer weer droog en -om te beginnen- een sleutelsetje voor de brievenbus besteld bij de firma Brabantia.
Om kwart over negen vond H. twee sleutelbossen terug op de meest onmogelijke plaats waar je klaarblijkelijk ook nog het laatst zoekt.
Uiteraard werd Merlijn als eerste op de hoogte gesteld.
Hij straalde van oor-tot-oor.
‘Zo’, sprak hij ‘dan doe ik nu mijn kleren weer aan.
We gaan naar Swiebertje kijken!’
Vanochtend kwam ik N. tegen. Op een heel onlogische plaats en ze stond met haar auto dwars op de straat.
Ik tikte op het halfgeopende raam en riep naar binnen 'heu, ga eens even snel netjes parkeren!'
Ze schrok ervan maar grijnsde breed toen ze zag dat ik het was.
'Oooh, wij moeten snel weer eens iets afspreken', zei ze enthousiast.
N. is de moeder van Peet's eerste & heuse vriendje. Eén moest uiteindelijk ooit de eerste zijn. Ik was dertien, hij veertien.
Vorig jaar schreef ik iets over hem, zo'n manspersoon die alles altijd maar kon. Van Rubik'sKube tot saxofoonspelen tot badmintonnen aan toe. En Pythagoras bijvoorbeeld.
Daarbij was hij een heuse vrouwenman. Zo één waar je als VrouwVanDeWereld van dertien eindeloos mee kon doorleuteren over aantrekkelijke mannen/ aantrekkelijke vrouwen. Zo één die mee ging winkelen en eindeloos spijkerbroeken meepaste omdat hij dat zelf ook gewoon leuk vond. [Janee, ik inmiddels ook niet meer.]
Thee drinken, konden we samen ook heel goed. En speculaasjes eten en naar Joe Jackson en 'Hunky Dory'van Bowie luisteren.
Natuurlijk vonden we elkaar na vier maanden helemaal niet meer spannend en was het weer uit enzo. Maar al die andere dingen bleven we gewoon doen.
En doen we bij tijd en wijle nog steeds, zoals vriendschap tussen mannen en vrouwen zou moeten zijn denk ik. Niks verliefdheid, niks sex. Ook niet heel spannend maar allez, daar ben ik zo vaak moe van geworden dat hij immer een verademing is.
Ook met N.,-zijn moeder dus- heb ik ruim vijfentwintig jaar later nog steeds kontakt. Niet zo vaak meer natuurlijk en het lijkt wel of hoe dichter ik bij haar in de buurt woon, hoe minder we elkaar zien. Zo gaan die dingen nou eenmaal steeds vaker.
'Ik zag je zoon op tv!' zei ik enthousiast.
'Heb je het gezien? Leuk he! Het was een groot succes!', zei ze trots.
Nou ja, ik had het niet meteen gezien, ik hoorde van allerlei kanten dat hij on National TV te zien was en toen was ik blij met www.uitzendinggemist.nl.
Hij was te zien in Netwerk. Een item over terreur en beveiliging tijdens Sail, over camera's die verdachte bewegingen en manoeuvres vastleggen. En mensen die zich verdacht gedragen. Ik vond het een vrij ingenieuze uitvinding en op de één of andere manier verbaasde het me ook niet dat hij zich hiermee bezig houdt.
'Hoe is hij nou weer bij dat bedrijf terecht gekomen?' informeerde ik geïnteresseerd. Je mist wel eens een stukje uiteindelijk.
'Het is zijn bedrijf', glom zijn moeder.
'Oh ja, tuurlijk, logisch', grinnikte ik.
'Maar hij houdt ook van winkelen!' dacht ik er geluidloos achteraan.
[Heusch dames en heren, op alle terreinen succesvol zijn is nog helemaal niet zo gemakkelijk. Neem dat maar van me aan.
Winkelen is topsport!]
Komt u wel eens in het bos?
Dan moeten die vrolijk gekleurde paaltjes zijn opgevallen.
Persoonlijk negeer ik ze liever, ik doe maar wat en ik kom vanzelf weer thuis.
Vandaag deden wij echter een ‘gele route’ van ongeveer drie kilometer.
De paaltjesplaatser was vermoedelijk kleurenblind of heeft teveel paaltjes gehad; we liepen namelijk heus niet langzaam maar we liepen wel een uur of drie. En dan tel ik de momenten dat deze en gene op hun buik een vlieg lagen te fotograferen niet mee. En laat ik de punten waarop zij en zij bramen aan het vangen waren even buiten beschouwing.
De aanstichter van dit al is iemand met vooruitziende blik en zeulde een rugzak met proviand mee. Icetea in een fantafles en zelfgekookte kniepertjes bijvoorbeeld.
Mijn eigen bloedjes presteerden het om als een stel jonge honden de route gedeeltelijk voor-, achter- en weer vooruit af te leggen.
Persoonlijke helden van de dag [naast H.] waren derhalve JB en Marmein.
Zij entertainden Merlijn, de één met diepzinnige gesprekken en de ander had in haar broekzak sleutels die bij een rood autootje horen.
Aan het eind van de tocht zou Merlijn het rode autootje openen met de bijbehorende sleutels.
Die wetenschap hing als een worst aan een hengel steeds maar een meter voor zijn neus.
Een kilometer of zes lang.
En hij liep, zonder klagen, zij-aan-zij met één van beide dames.
Het was een wonder!
En het was nog leuk ook!
Gisteravond belde ze op.
‘Hebben jullie al een idee wanneer je langskomt?’.
‘Ehm... wanneer schikt het?’, informeerde ik voorzichtig.
Op de één of andere manier hoorde ik aan haar stem dat het antwoord dat ik gaf niet zou bevredigen.
‘We vieren het eigenlijk de hele dag’, vulde ze aan.
‘Okee’ zei ik, ’dan zal het wel ’s ochtends of ’s middags worden hé? Wat is het probleem?’
Ze was eens even gaan tellen en er zo achter gekomen dat er twee-en-veertig mensen verwacht worden. En een stuk of wat babies die niet meetellen.
‘Wanneer komen die dan allemaal?’
‘kHeb geen idee’, verzuchtte ze. Enige paniek klonk door in haar stem.
‘Maar waarom nodig je in hemelsnaam zoveel mensen uit?’ vroeg ik voorzichtig door.
‘Ik heb niks gevraagd’, zei ze. ‘Dat iedereen komt is gebruikelijk. Die vriendenclub wordt alleen steeds groter.’
Op dat moment dankte ik de hemel voor mijn zelfgeschapen cultuur. Nodigen we niemand uit dan is er niemand jarig en wordt er niets gevierd.
Wat een geweldige uitgangspositie eigenlijk!
Maar morgenochtend of -middag willen we verders heus en best naar een verjaardagsfeestje.
Het nichtje wordt uiteindelijk maar 1x twee jaar.